Geen absolute macht voor een mens, een koning of regering

Comment 1 Standaard

29ste zondag door het jaar A

Jesaja 45,1.4-6 Mattheus 22, 15-21

Door de kindermoord in Bethlehem is koning Herodes een berucht figuur geworden. Wreedheid is een eigenschap van hem gebleven tot in zijn laatste dagen. Toen zijn lichaam zozeer door ziekte was aangetast, dat niemand het in zijn buurt kon uithouden vanwege de stank, liet hij 300 aanzienlijke mensen opsluiten. Zij zouden gedood moeten worden op het moment dat hij stierf. Als zijn onderdanen dan al niet zouden treuren om het verlies van de koning, dan zouden ze toch minstens huilen om de dood van deze mensen, zo was zijn redenering.

In diezelfde tijd liet hij ook een aantal mensen straffen, die tegen hem in opstand waren gekomen.

Herodes had namelijk in de Tempel van Jeruzalem een beeld laten aanbrengen van een Romeinse adelaar. In de ogen van het joodse volk was dit iets afschuwelijks. Niet zozeer omdat de adelaar een symbool was van de Romeinse onderdrukker. Veel erger was het in joodse ogen, dat hiermee een gebod van God overtreden werd: “Gij zult geen beeld van de Heer uw God, van een mens, of enig dier, in uw midden hebben”.

Farizeeën en priesters waren naar Herodes gelopen, hadden aangedrongen en gesmeekt, maar de koning was hardnekkig en het beeld was op zijn plaats gebleven. Enkele jonge mannen, die heel goed wisten, wat ze riskeerden, zijn toen bij de adelaar geklommen en hebben hem onder gejuich van de omstanders verwijderd. Hoewel Herodes ziek was, gaf hij bevel deze jongens en de omstanders ogenblikkelijk te doden. De twee, die het werk hadden uitgevoerd, werden ter plaatse vermoord (levend verbrand) en tevens veertig omstanders (in stukken gehakt).

Er zijn in de geschiedenis van het joodse volk tot op de dag van vandaag voorbeelden van heldhaftig optreden terwille van het gebod van God om geen beelden te maken. Farizeeën en Schriftgeleerden hebben zich altijd sterk gemaakt voor die wet.

Deze zelfde Farizeeën staan nu, nog maar kort na het gebeurde in de Tempel, voor Jezus en op de vraag van Jezus: “Met welke munt zij de belasting gaan betalen?”, halen ze uit hun beurs een geldstuk. En op dat geldstuk staat diezelfde Romeinse adelaar en aan de andere kant – en dat is nog erger – een beeld van de keizer met daaronder de woorden: “Tiberius, zoon van de goddelijke Augustus.“

Het spreekwoord ‘geld stinkt niet’ stamt ongeveer uit die tijd en is wel héél toepasselijk op de situatie, waarover het hier gaat. Principes moeten wijken waar geld, en de macht van het geld, aan de orde komen.

“Geef in ieder geval niet aan de keizer, wat aan God toekomt!” Jezus geeft met deze woorden duidelijk kritiek op de macht van de Romeinse keizer, die zich goddelijke macht toe-eigende. Niet alleen liet de Romeinse keizer zich als god vereren, hij had ook een absolute, goddelijke macht over leven en dood van zijn onderdanen.

Jezus geeft door het voorbeeld van de keizer kritiek op alle macht die absoluut is, die zich goddelijke rechten aanmatigt. Absolute macht in de zin van ongecontroleerde macht, macht die zijn gang maar mag gaan. Macht die geen tegenspraak meer krijgt is levensgevaarlijk, is levensbedreigend! Daarom mag geen mens, geen koning en geen regering, absolute macht hebben over het leven en het welzijn van anderen.

Deze macht komt alleen God toe. En Gods macht is de macht van de liefde; en dat is ‘dienende’ macht. Zijn dienst aan de mensen bestaat in Menswording; mensen overeind helpen, de zwaksten het meest. Zijn macht is geen dodende, geen leven-bedreigende macht, maar leven-veroorzakende, leven-brengende, ja ‘eeuwigleven’-gevende macht.

Daarom: pas op voor absolute macht in de handen van mensen, die zich macht toe-eigenen over leven en dood, die daardoor hun boekjes verre te buiten gaan en zich opstellen op de plaats van God zelf. In onze tijd is het zeker niet beter. Wij worden ook voor de keuze gesteld tussen de keizer en God.

Veel draait in onze maatschappij om de macht van het geld, die uitmaakt of mensen geholpen worden. De vraag: “Wat verdien ik ermee?” gaat al te vaak boven de vraag “Hoe kan ik van dienst zijn?”

Het lijkt of we een mooi boek hebben met idealen van menselijkheid en vrede, maar we slaan het dicht en vergeten het, als het om geld gaat. Toch blijft het beeld van God aan onze deur kloppen om aandacht, belangstelling en hulp. Niet de mens voor het geld, maar het geld in dienst van de mens.

Uit het prekenarchief van een overleden priester

Een gedachte over “Geen absolute macht voor een mens, een koning of regering

Reacties zijn gesloten.