
I.
De Kerk heeft wereldwijd een “synodale” weg genomen. Het Griekse woord synode (syn + odos = samen op weg) betekent samenkomst. Franciscus wil dat er meer deelname en inspraak komt zodat de Kerk meer gemeenschap vormt. Hierbij zijn vier etappes voorzien. De eerste stap is nu gezet en bestond in een luisteren naar wat er leeft onder de gelovigen. Hierop zullen de bisschoppen zich per regio of continent bezinnen (september 2022 – maart 2023). In oktober 2023 volgt de eigenlijke bisschoppensynode. Ter afsluiting zal de paus hierop een postsynodaal document schrijven, wellicht in het voorjaar van 2024.
We hebben de rapporten gelezen van de Vlaamse bisdommen. Al is dit slechts een heel klein deeltje van de wereldkerk, verschillende belangstellingspunten blijken ook elders in de westerse Kerk te leven. Een samenvatting geeft deze vijf krachtlijnen (https://www.kerknet.be/kerknet-redactie/artikel/besluiten-synodaal-overleg-belgi%C3%AB-gepubliceerd-5-krachtlijnen).
1. Onze droom: een solidaire kerk, die inclusief is, ondersteunend en oog heeft voor de veranderingen in de maatschappij.
2. Diversiteit in het priesterschap, open voor gehuwde priesters en open voor vrouwen.
3. Niet veroordelend tegenover relaties en seksualiteit met de mogelijkheid van een rituele en sociale erkenning van samenwonenden, homoseksuelen en uit de echtgescheiden hertrouwden.
4. Jongeren en nieuwkomers hebben een eigentijdse Kerk nodig met een begrijpbare liturgie; digitale communicatie en authentieke geloofsgetuigen. De boodschap van de Kerk sluit niet aan bij het leven van de mensen van onze tijd. De liturgische taal werkt vervreemdend. Er is vertaling en vertolking nodig van de Bijbelse Boodschap.
5. Kerk is zoveel meer dan zondagseucharistie. Er zijn nieuwe plekken nodig voor geloofservaringen, verschillende wegen voor innerlijk leven en christelijk gebed.
Deze brede synodale beraadslaging heeft het grote voordeel dat ze zoveel mogelijk mensen meer actief bij de Kerk kan betrekken. De Kerk is goddelijk én menselijk, eeuwig én tijdelijk, heilig én zondig, aards én hemels. Als aardse instelling moet de Kerk zich voortdurend hervormen. Een voorbeeld. Wanneer vrouwelijke religieuzen hun habijt willen bepalen of veranderen, moeten ze dan in een modeshow voor een kardinaal defileren, die de oscar zal uitreiken? Door overleg kan er mogelijk een betere oplossing voorzien worden.
Het grote nadeel van dit ruim overleg is dat hierdoor de indruk gewekt wordt alsof de Kerk een puur democratische organisatie zou zijn, waarbij de mening van de meerderheid deskundig omgezet wordt in beleidsbeslissingen. De Kerk dient daarentegen de enge weg van het Evangelie te gaan en niet de brede weg van de wereld, En het zijn de bisschoppen die uiteindelijk moeten waken over de trouw aan de geloofsschat. Jezus wees duidelijk de richting aan: “Bekeert u want het Rijk Gods is nabij” (Mattheus 4, 17). Dat was al de prediking van de profeten, van Johannes de Doper en ook van de apostelen. Ziedaar de leidraad voor iedere synodale weg in de Kerk en daarbij moet zij met Christus een “teken van tegenspraak” (Lucas 2, 34) durven zijn. In de bovenvermelde krachtlijnen vinden we enkele modegrillen, die mogelijk de opvatting van een meerderheid vertegenwoordigen maar niet de vaste leer van de Kerk, die de wil van Christus voorhoudt. In een volgende bezinning wil ik hier dieper op ingaan. Nu wil ik slechts wijzen op een algemene wezenlijke bekommernis.
Wat is de zending van de Kerk? Paulus VI gaf hierop een helder antwoord in zijn apostolische aansporing Evangelii nuntiandi (8 december 1975): Evangelisatie is de reden van ons bestaan! (We schreven er 35 jaar geleden een korte inleiding en commentaar op: Evangelisatie is de reden van ons bestaan, Tabor, Brugge, 1987). In nr. 19 legt hij uit dat het gaat om een totale vernieuwing van mens en maatschappij, nl. een radicale revolutie waardoor de heersende waarden, normen, denkwijzen, opvattingen, beweegredenen en levenswijzen omgevormd en doordrongen worden van Christus en zijn Evangelie. Het gaat er dus om de wereld te doordringen met de waarden van het Evangelie. Het rijk van geweld van deze wereld moet omgevormd worden tot Rijk Gods. En dit geeft aanstoot (Grieks: skandalon) omdat de steen die de bouwlieden afkeuren, daarbij de hoeksteen wordt (cf. Lucas 20, 17). Niet de mening van de meerderheid maar Gods wil in Christus staat hierbij centraal. In het huidige synodaal proces lijkt dikwijls het tegenovergestelde nagestreefd te worden: de Kerk, het priesterschap, het huwelijk, de liturgie… nog meer aanpassen aan de geest van de huidige wereld. En daarbij gaat het dan veelal om structuurveranderingen. De Kerk dient echter om heel de mensheid te verlossen en te redden. Dit gebeurt door ieder mens in contact te brengen met God langs Christus. De wezenlijke vraag voor ieder is: Hoe leer ik leven in gemeenschap met God? Alleen in Hem vinden we het geluk, de bevrijding en de diepste reden van bestaan.
We gaven vroeger reeds verschillende boeiende bekeringsverhalen van moslims die christen werden. Ze hebben uiteindelijk Christus en de vereniging met God als de diepste kern van hun leven ontdekt en zoeken dan in de Kerk bescherming, leiding, onderricht en voeding. Nagenoeg allen betreuren het dat ze zo weinig steun vinden bij de kerkelijke hiërarchie en de parochieverantwoordelijken, die niet weten wat ze daarmee moeten doen of zelfs bang van hen zijn. Is de Kerk dan niet meer bekommerd om de aanpassing aan de geest van de wereld dan om haar wezenlijke taak?
Het synodaal overleg moet op de eerste plaats een aanmoediging zijn om mensen te leren leven met God en wel met de vrijmoedigheid (Gries: parresia, Handelingen 4, 13) van de apostelen. Daarvoor dienen de christelijke leer, het leven vanuit de sacramenten, het gebed en de leiding van de Kerk. Het gaat er om God, Christus te ontdekken in zijn leven en van daaruit dienstbaar te zijn aan de medemens. Een Kerk die zo teken van tegenspraak durft zijn, werft. Een Kerk die aangepast is aan de geest van deze wereld mist haar vitale zending. Deze slappe Kerk moet haar vurigheid herwinnen en niet zich nog meer keren naar de tijdsgeest. Overigens, discussies over moderne structuurveranderingen raken het leven niet: “Gelukkig die vervolgd worden om de gerechtigheid, want hun behoort het Rijk der hemelen. Gelukkig zijn jullie, als ze je uitschelden en vervolgen en je van allerlei kwaad betichten om Mij. Wees blij en juicht: in de hemel wacht jullie een rijke beloning. Zo immers hebben ze de profeten vóór jullie vervolgd” (Mattheus 5, 10-12).
II.
Het synodale proces in de wereldkerk nodigt ons uit om vrijmoedig onze mening te uiten. Welnu, de westerse Kerk, zo menen we, wil zich te veel aanpassen aan de huidige algemeen gangbare meningen en praktijken. De Kerk moet leven vanuit het Evangelie om al wat er in de wereld is juist om te vormen in het Licht van Jezus Christus. Hij zendt ons om het zout der aarde te zijn en het licht van de wereld.
Een invloedrijke ziekelijke modegril in onze tijd wil de rijkdom van de unieke eigenheid van ieder mens uitwissen. Hierdoor moet alles en iedereen genivelleerd en gelijkgeschakeld worden: jongens en meisjes, mannen en vrouwen, vaders en moeders. En zo moeten, zonder rekening te houden met de aanvullende rol van de geslachten, alle beroepen toegankelijk zijn voor mannen en vrouwen. Vandaar de sterke roep naar vrouwelijke priesters. Sommige christelijke kerken zijn er ook toe overgegaan. En een bal die eenmaal begint te rollen, krijgt een sneeuwbaleffect. Waarom geen vrouwelijke man of een mannelijke vrouw? Waarom geen vrouwelijke bisschoppen? Waarom geen vrouwelijke paus?
Deze vragen leefden al na het Tweede Vaticaans Concilie. Het was de tijd van de “golden sixties”. De grootste economen vertelden dat ruim vóór het jaar 2000 alle ernstige problemen in de wereld opgelost zouden zijn! Als jonge priester celebreerde ik toen de Eucharistie op zaterdag en zondag in een groot provinciaal recreatiedomein voor een massa vakantiegangers, allemaal op een houtblok gezeten. De directeur stelde voor dat ik aan het provinciebestuur zou vragen om een kapel te bouwen voor polyvalent gebruik. Hij voegde eraan toe: het moet allemaal zo rijk en zo duur mogelijk voorgesteld worden, anders wordt het niet goedgekeurd! Dat was de geest van de tijd. Alles kon, alles mocht en er waren geen grenzen meer.
Zelf was ik toen geboeid door een zestiende-eeuwse Spaanse theoloog Gabriel Vasquez S.J. (+ 1604). Zijn confrater François Suarez S.J. (+ 1619) was op verschillende punten zijn theologische rivaal. Omdat deze laatste langer leefde en men de voorkeur gaf aan één officiële mening, werden de opvattingen van Suarez daarna ruimschoots verspreid en die van Vasquez kwamen niet aan bod. En toch blijkt Gabriel Vasquez veel belangrijker te zijn. Sommigen noemden hem een tweede Thomas van Aquino. Als Spanjaard leefde hij mee met de ontdekking van de “nieuwe wereld” waardoor ook nieuwe vragen werden gesteld en de horizon geestelijk werd verruimd. Zo schreef hij uitvoerig over het priesterschap van de vrouw. Uiteindelijk ontwikkelt Vasquez drie argumenten om aan te tonen dat vrouwen geen priester kunnen worden: de natuur van de vrouw, de natuur van het sacrament van de wijding en de onafgebroken traditie van de Kerk. Dit laatste is voor hem het sterkste argument. Over de twee andere elementen kunnen we inderdaad van mening verschillen. We laten ze in deze korte bespreking ook terzijde. Laat me alleen opmerken dat hij tenminste nadenkt over “de aard” van het sacrament en “de aard” van de vrouw.
Over het priesterschap van de vrouw schrijft hij: “De ononderbroken en constante traditie van de Kerk heeft niet alleen nooit vrouwen tot de wijding van het priesterschap toegelaten maar ook verboden. Dit toont duidelijk aan hoezeer zij steeds overtuigd was dat vrouwen uitgesloten zijn vanwege goddelijk recht, zodat zij nooit dit sacrament kunnen ontvangen”. Een bevestiging hiervan vindt hij in het feit dat Jezus zijn Moeder, de heiligste en waardigste van alle schepselen, niet heeft opgenomen in het college van de apostelen, evenmin als Maria Magdalena, waaraan Hij het eerst na zijn verrijzenis verschenen is. Hieraan voegt hij nog toe dat nooit vrouwen dienstdeden aan het altaar om offers op te dragen, niet alleen niet in het Oude Testament maar ook niet bij de heidense volkeren.
Zullen vrouwen voor altijd uitgesloten blijven van het priesterschap? Ziehier wat ik in het besluit van mijn studie van Vasquez ’n halve eeuw geleden schreef: “Op deze vraag kan, naar onze mening, niemand een beslissend antwoord geven, behalve de Kerk, hetzij door een verklaring vanuit haar gezag, hetzij door daden” (D.H. Maes o. praem., La femme et le sacerdoce d’après G. Vasquez S.J. (1549-1604), Rome, 1973, blz. 81. Uittreksel uit Studia Moralia X,1972, 279-346).
Welnu, op Pinksteren 22 mei 1994 heeft paus Johannes Paulus II hierover een brief geschreven. Hierin herinnert hij vooreerst aan de constante traditie zowel in de oosterse als in de westerse Kerk. Vervolgens verwijst hij naar het standpunt van paus Paulus VI. Toen de Anglicaanse kerk met de wijding van vrouwen begon, herinnerde hij hen aan de principiële redenen. In het feit dat Christus uitdrukkelijk enkel mannen hiervoor heeft uitgekozen, heeft de Kerk steeds de wil van Christus zelf gezien. Paulus VI vroeg daarop aan de Congregatie voor de Geloofsleer om deze leer uit te werken, wat resulteerde in de verklaring “Inter insigniores” (15 oktober 1976). Deze verklaring stelt dat de Kerk zich niet de volmacht kan toe-eigenen om vrouwen tot priester te wijden. De verklaring handelt verder o.m. over de eigen, noodzakelijke en onvervangbare zending van vrouwen in de Kerk, wat duidelijk geïllustreerd wordt zowel in het Nieuwe Testament als in heel de geschiedenis van de Kerk. Christus’ beslissing om enkel mannen te wijden kan op geen enkele wijze tot louter sociologische of culturele motieven gereduceerd worden. Tenslotte blijft het hoogste charisma voor ieder de liefde. Johannes Paulus II eindigt zijn brief door te verklaren dat “de Kerk geen enkele volmacht heeft, vrouwen de priesterwijding toe te dienen”. In de commentaren op deze brief spraken sommigen over een machtsgreep van de paus, terwijl het in werkelijkheid een verklaring van zijn onmacht was. Christus heeft enkel mannen tot het priesterschap geroepen en in heel de geschiedenis van de Kerk heeft men dit steeds begrepen als zijn uitdrukkelijke wil.
Het besluit is nu duidelijk. Vrouwen zullen in de Kerk nooit tot priester gewijd kunnen worden omdat de Kerk niet de macht heeft tegen de wil van Christus in te gaan. Het priesterschap uitsluitend voor mannen is van goddelijk recht en geldt voor alle tijden en alle culturen. Christus heeft hiertoe alleen mannen uitgekozen en niet zijn Moeder die we terecht “de Koningin van de apostelen” noemen, evenmin als Maria Magdalena die de eretitel verdient van “Apostel van de apostelen”. In de geschiedenis van de Kerk waren er ooit “diaconessen” en zelfs abdissen die meer macht hadden dan een bisschop, maar nooit werd welke vrouw ook toegelaten tot het priesterschap. Johannes Paulus II heeft uitdrukkelijk met pauselijk gezag het voor de hand liggende besluit genomen, duidelijk voor altijd: de Kerk heeft niet de macht om dit te veranderen.
En toch blijven de heftigste discussies doorgaan. Hierover een volgende keer.
III.
Goede Vrienden,
De vraag omtrent het priesterschap van de vrouwen is Bijbels, theologisch en historisch opgelost. Enkel mannen kunnen tot priester gewijd worden en handelen als “alter Christus” volgens de wil van Christus zelf. De Kerk heeft niet de macht om hiertegen in te gaan. Het joodse paaslam, voorafbeelding van Christus moest overigens uitdrukkelijk van het mannelijk geslacht zijn (Exodus 12,5). Wie verder de tweeduizend jaar oude geschiedenis van de Kerk zowel in het oosten als het westen begrijpt, zal ook inzien dat Johannes Paulus II met zijn brief van 22 mei 1994 de discussie op de juiste wijze definitief heeft gesloten. Dit doet in niets afbreuk aan de gelijkwaardigheid van de vrouw die op haar eigen wijze bijdraagt aan de opbouw van Kerk en maatschappij.
Hoe komt het dan dat men in heel Europa zo krampachtig blijft aandringen op het priesterschap voor vrouwen? Sommigen zien hierin zelfs de werking van de heilige Geest! (https://www.kerknet.be/kerk-leven/artikel/de-geest-aan-het-werk-europa).
We lijken onze huidige heersende opvattingen niet voldoende te kunnen relativeren. Sommige discussies geven de indruk alsof de vrouw tot heden als minderwaardig werd beschouwd, opgesloten door “Kinder, Küche, Kirche” (kinderen, keuken en Kerk) en dat onze tijd haar gelijkwaardigheid eindelijk heeft ontdekt. Dit is zelfbedrog. Reeds in de oude Kerk had de vrouw een prominente plaats. Diaconessen, profetessen, maagden en weduwen speelden in het nieuwe Testament en in de Oude Kerk een grote rol. De heilige Thecla, een medewerkster van Paulus kreeg, zoals andere vrouwen, de eretitel “aan de apostelen gelijk”. Voor de verspreiding van het christelijk geloof waren vrouwen zo belangrijk dat Celsus, de meest fanatieke christenhater uit de 2e eeuw, het christelijk geloof gewoon “de godsdienst van de vrouwen” noemt. Gabriel Vasquez vermeldt de “montanistische priesteressen”, ontstaan in Phrygië in de tweede helft van de tweede eeuw, waarvan Priscilla en Maximilla naast Montanus de meest bekende waren. Zij begonnen een ascetische, profetische en eschatologische beweging. Uiteindelijk bleken ze eerder ”profetessen” te zijn dan priesteressen. Later hebben de verschillende groepen van vrouwen in de oosterse kerk zich blijkbaar veel actiever ontplooid dan in de westerse kerk.
Doorheen de eeuwen wisselden de waardering voor vrouwen zoals ook voor de maagdelijkheid en het huwelijk. Steeds heeft de Kerk in haar officiële leer het evenwicht bewaard. Mannen en vrouwen zijn gelijkwaardig voor God maar hebben hun eigen zending. Een grote waardering voor de maagdelijkheid bracht tevens een grote waardering mee voor het sacramenteel huwelijk en omgekeerd. In perioden van verval werd de ene levensstaat tegen de andere uitgespeeld. Nooit heeft de Kerk echter op welke wijze ook gemeend het priesterschap aan vrouwen te kunnen toekennen.
De Kerk heeft perioden en plaatsen gekend waar een overvloed aan priesters was en tijden van grote schaarste, waarbij aan leken en ook vrouwen grote verantwoordelijkheden werden toevertrouwd. Vroeger was dit in Latijns-Amerika en Afrika het geval, nu is dat in het westen. Abbé Joseph Malula was de eerste “Congolese” pastoor en werd in 1969 de eerste Zaïrese kardinaal. Dankbaar om de missionarissen, die Afrika christianiseerden, ijverde hij vooral voor de afrikanisering van het christendom. Ik heb in Kinshasa, hoofdstad van het toenmalige Zaïre, parochies bezocht die praktisch helemaal door leken (mannen, vrouwen en vooral echtparen) werden bestuurd. Zij zorgden voor de voorbereiding op doopsel, huwelijk en bereidden de mensen voor op de komst van de priester die de Eucharistie kwam opdragen. Dergelijke situaties en tijden zijn zowat in heel de geschiedenis van de Kerk op verschillende plaatsen te vinden. Waarom werd toen geen beroep gedaan op de andere helft van de mensheid om enkele bekwame vrouwen ter plaatse tot priester te wijden?
Een andere zogenaamde “ontdekking” van onze tijd is de vrouwelijkheid van God. De liefde van God wordt echter in heel de Bijbel al veel ruimer beschreven dan louter als “mannelijke” liefde. De profeet Jesaja spreekt over de liefde van een moeder die haar kind niet kan vergeten, naast de liefde van een vader die beschermt en veiligheid geeft. Verder is er het beeld van de huwelijksliefde. God wil één worden met ons. De grondbetekenis van de wortel van het Hebreeuwse woord “Av” (Vader) is niet een patriarchale overheersing maar eerder een immens verlangen. God is in wezen oneindig verlangen om zich in liefde te geven. Bijzonder betekenisvol is ook dat het Hebreeuwse woord voor moederschoot (rechem) hetzelfde is als de goddelijke barmhartigheid (mv: rachamim). De ijver van hen die “God Vader” willen veranderen in ”God Moeder” lijkt me daarom eerder een gevecht tegen windmolens.
Een actuele stroming die me bijzonder negatief lijkt is de drang naar een soort “tabula rasa” door de rijkdom van de verscheidenheid te vernietigen. Alles moet grijs worden en iedere eigenheid genivelleerd. Alle beroepen moeten open staan zowel voor vrouwen als mannen. Zonder rekening te houden met de eigenheid van de geslachten wordt verwacht dat beroepen de 50 % voor vrouwen bereiken. De verscheidenheid van de geslachten is daarentegen een rijkdom die overigens onbeperkt is. Man en vrouw zijn gelijkwaardig maar niet in alles gelijk. Ze zijn eerder complementair. Wat een armzalige maatschappij waar evenveel vrouwen als mannen kasseileggers moeten zijn of in de mijnen als koolputters moeten werken. Moeten mannen dan niet de straat op om te eisen dat ook zij evengoed als vrouwen kinderen mogen baren? Deze geest vernietigt de rijkdom van Gods schepping. Dit lijkt mij mede de ongezonde geest waaruit de eis ontstaat dat vrouwen ook priester moeten worden.
Hiermee is iedere belangrijke deelname van vrouwen in het leven van de Kerk helemaal niet uitgesloten. Het moet wel verantwoord zijn. Ooit werd ik gevraagd op zaterdagavond in een parochiekerk de eucharistie voor te gaan omdat de pastoor verhinderd was. Toen ik ruimschoots op tijd in de sacristie arriveerde kwamen binnen de vijf minuten drie vrouwen mij uitvoerig zeggen wat ik moest doen en laten: geen credo” want dat doen wij niet”, een heel korte preek want er was na de mis in de kerk een concert, dat moest klaargezet worden en tenslotte was er nog een ingewikkeld ritueel met een Evangelieboek dat ik moest volgen. Aan deze derde mevrouw vroeg ik: “Waarom zou jij niet voorgaan, jij weet toch hoe het allemaal moet?” Ik heb natuurlijk niet aangedrongen want anders zou ze het misschien nog gedaan hebben! Plaatselijke gebruiken kunnen zinvol zijn maar mogen niet dienen om de Eucharistie af te breken.
P. Daniel