Jezus sterft aan het Kruis

Standaard

Uit het boek “De mystieke stad Gods” deel 6; blz. 191/201.  Opgetekend door Maria van Agreda o.i.c. Bron Greeth’s Blog:  https://greeth.wordpress.com/2013/04/23/jezus-op-het-kruis-is-waar-gebeurd-verhaal/

De triomf van Christus, onze Heiland op het kruis over de duivel, zijn dood en de profetie van Habakuk; de raad van de duivelen in de hel.

  1. De verborgen en eerbiedwaardige mysteries van dit hoofdstuk hangen samen met vele andere geheimenissen die verspreid zijn door deze gehele geschiedenis. Een daarvan is het feit, dat Lucifer en zijn duivelen in de loop van het leven van onze Heiland en in het verloop van de wonderen, door Hem gewrocht, nimmer konden vaststellen of de Heer waarachtig God en Verlosser van de wereld was en daarmee samenhangend, waaruit de waardigheid van de allerheiligste Maria bestond. Dit was door de Voorzienigheid zo geregeld, opdat het gehele mysterie van de menswording en de verlossing van het menselijk geslacht op passende wijze kon verwezenlijkt worden.  Lucifer was onkundig van de wijze waarop de menswording zou plaatsvinden en van de omstandigheden waaronder dit zou geschieden, ofschoon hij wist, dat God menselijk vlees zou aannemen. Aangezien hem was toegestaan een mening over dit mysterie, in overeenstemming met zijn trots, te vormen, was hij vervuld van hallucinaties waardoor hij, gezien zijn wonderen, soms geloofde, dat Christus werkelijk God was, soms deze opvatting verwierp omdat Hij arm was, vernederd, geslagen en vermoeid. Door deze tegenstellingen werd zijn twijfel niet opgeheven en duurde zijn naspeuren voort tot aan het vastgestelde uur van Christus’dood op het kruis, waardoor hij uit kracht van het lijden en de dood van de heilige mensheid, die de duivel zelf teweeggebracht had, ontgoocheld en overwonnen zou worden door de volledige ontsluiting van deze mysteries.
  2. Mijn traagheid van begrip en mijn zwakke krachten doen zich voelen bij het beschrijven van de verheven en de wonderbare wijze waarop de triomf van Christus, onze Heiland, zich manifesteerde. Dit geschiedde op hoog geestelijk niveau en was zover verwijderd van de normale waarnemingsmogelijkheden der zinnen, dat de beschrijving ervan zeer moeilijk werd. Om dit duidelijk te maken zou ik graag beschikken over de wijze, waarop engelen zich verstaanbaar maken tegenover elkaar, want dat zou noodzakelijk zijn om dit grote wonder van Gods almacht te begrijpen. Ik zal neerschrijven wat mij mogelijk is en het begrip daarvan meer overlaten aan de verlichting van het geloof dan aan de betekenis, die aan mijn woorden gehecht kan worden.
  3. In het voorgaande hoofdstuk heb ik gezegd, dat Lucifer en zijn trawanten zich in de hel wensten te werpen, toen ze zagen, dat de Heer het kruis op zijn heilige schouders nam, want op dat moment begonnen ze met groter kracht de uitwerking van zijn goddelijke  kracht te voelen. Door goddelijke tussenkomst begrepen ze, dat deze nieuwe kwelling de dood van deze onschuldige Man naderbij bracht, dat Hij geen gewone man kon zijn en dat dit alles voor henzelf verdere ondergang betekende. Zij wensten zich terug te trekken en ze hielden op met het ophitsen van Joden en beulen, zoals ze tot nu toe gedaan hadden. Maar het bevel van de allergezegendste Maria, versterkt door goddelijke kracht, weerhield hen en geketend als woeste draken, werden zij gedwongen om Christus naar Calvarië te begeleiden. De uiteinden van de geheimenisvolle ketting werden in de handen van Maria, de grote koningin, geplaatst. Zij hield ze, door de macht van haar goddelijke Zoon, onderworpen en in bedwang. Ofschoon ze meermalen trachtten zich in uitzichtloze woede los te rukken, konden zij toch de macht van de goddelijke vrouw niet breken. Zij dwong hen naar Calvarië te komen en rond het kruis te gaan staan. Daar moesten zij bewegingloos blijven staan en het eind van het grote mysterie, dat zich voor het heil van de mensen en tot hun verderf afspeelde, afwachten.
  4. Lucifer en zijn volgelingen ondervonden de aanwezigheid van de Heer en van zijn heilige moeder in pijnen en kwellingen; zij waren ervan overtuigd, dat hun lot weldra voor goed bezegeld zou worden; zij zouden zich bevrijd gevoeld hebben, indien hen was toegestaan zich in de duisternissen van de hel terug te trekken. Maar aangezien hen dit niet veroorloofd was, vochten ze woedend met elkaar zoals wespen wier nest verstoord wordt of als slangengebroed, dat, verward zijnde, zich voortspoedt naar een donkere hoek. Maar hun dolle razernij was niet gelijk aan die van dieren; ze was duivelse razernij, wreder dan die door draken zou kunnen tentoongespreid worden. Toen werd de fiere trots van Lucifer geheel overwonnen en zijn hovaardige gedachten om zijn troon boven de sterren in de hemel te zetten en de wateren van de Jordaan droog te drinken (Js 14,13; Job 40,18) werden beschaamd. Hoe zwak en vernietigd was nu degene, die zo dikwijls had gepocht de gehele aarde te overheersen: Hoe terneergeslagen en beschaamd was hij, die zoveel zielen met valse beloften en ijdele verlokkingen had misleid. Hoe teleurgesteld was deze ongelukkige, toen hij de schandpaal zag, waaraan hij Mardocheus had willen slaan. Wat een schaamte nu hij moest aanhoren, hoe de ware Esther, de allerheiligste Maria, om de vrijkoop van haar volk, de vernietiging van de verrader en de kastijding van zijn trots vroeg. Daar onthoofdde onze onoverwinnelijke Judith hem, daar trad zij op zijn trotse nek. Van nu af aan, o Lucifer, weet ik dat uw (Js 16,6) trots en hovaardij veel groter zijn dan uw sterkte. In plaats van pracht en praal gaat gij in wormen gekleed; slechts verrotting omgeeft en verteert uw lijk! Gij, die de naties hebt geteisterd, zijt nu meer verwondt, meer gebonden en onderdrukt dan geheel de wereld: Van nu af aan vrees ik uw valse verleidingen niet meer; ik zal niet langer luisteren  naar uw listen, want ik zie voor mij, hoe gij tot niets bent teruggebracht, verzwakt zijt en geheel hulpeloos.
  5. De tijd was aangebroken, dat de draak overwonnen zou worden door de Meester van het leven. Aangezien dit het uur van de ontgoocheling zou worden en aangezien deze gifadder dit niet zou kunnen ontgaan door zijn oren te sluiten voor de tovenaar, begon de Heer de zeven kruiswoorden uit te spreken, terwijl Hij ervoor zorgde, dat Lucifer en diens volgelingen de mysteriën, die daarin vervat waren, volkomen duidelijk zou begrijpen. Want door deze uiteenzetting wenste de Heer over hen te zegevieren, over zonde en dood en hen hun tirannieke macht over het menselijk geslacht af te nemen. De Heer sprak het eerste woord: VADER VERGEEF HET HUN, WANT ZIJ WETEN NIET WAT ZIJ DOEN (Lc 23,34). Door deze woorden kwamen de prinsen van de duisternis tot de volle overtuiging

-dat Christus, onze Heer, tot de eeuwige Vader sprak,

-dat Hij zijn natuurlijke Zoon, de ware God was en dat de heilige Geest met Hem was,

-dat Hij de dood had toegestaan van zijn allerzuiverste en volmaakte mensheid, vereend met de Godheid, tot redding van het gehele mensdom;

-dat Hij zijn oneindige, kostbare verdiensten tot vergeving van de kinderen van Adam beschikbaar stelde, degenen die Hem gekruisigd hadden niet uitgezonderd.

Door deze ontdekking raakten de duivelen met Lucifer in een dergelijke woede ontstoken, dat zij zich onmiddellijk in de diepten van de hel hadden willen werpen. Zij spanden al hun krachten in om dit te bewerkstelligen, de machtige koningin ten spijt.

  1. Uit het tweede woord, dat tot de gelukkige moordenaar werd uitgesproken, namelijk: ”HET ZIJ ZO, ZEG IK TOT U, NOG HEDEN ZULT GIJ MET MIJ ZIJN IN HET PARADIJS”, begrepen de duivelen, dat de vruchten van de verlossing de rechtvaardiging van de uitverkorenen beoogden. Zij werden zich bewust, dat vanaf dat uur de verdiensten van Christus met nieuwe kracht en sterkte zouden gaan werken,

-dat door hen de poorten van het paradijs zich zouden openen, die poorten, die door de eerste zonde gesloten waren en

-dat van nu af aan de mensen zouden kunnen ingaan in de eeuwige heerlijkheid en de voor hen gereed gemaakte hemelse zetels zouden kunnen gaan innemen,

-iets wat tot nu toe voor hen onmogelijk was geweest.

Zij aanschouwden de kracht van Christus om zondaars naar zich toe te trekken, hen te rechtvaardigen en hen zalig te maken,

-en zij voelden de triomfen die door de verheven deugden, de nederigheid, het geduld, de zachtmoedigheid en alle andere deugden van ieders leven, over hen behaald waren.

De verwarring en kwelling van Lucifer en de zijnen bij de aanschouwing van dit alles kan niet door een menselijke tong vertolkt worden. Zij was zo groot, dat zij zichzelf vernederden door aan de allergezegendste maagd te verzoeken hen toe te staan in de hel af te dalen en uit haar aanwezigheid verwijderd te worden, maar de grote koningin wilde niet toestemmen, omdat de tijd daartoe nog niet rijp was.

  1. Bij het derde woord, dat door de Heer tot zijn moeder gericht werd: “VROUWE, ZIE DAAR UW ZOON”!, ontdekten de duivels, dat deze hemelse vrouwe de ware moeder van de Godmens was, dezelfde vrouwe, wier beeltenis en profetisch teken aan hen getoond werd in de hemelen ten tijde van hun schepping, die hun koppen zou verpletteren, zoals dit door de Heer in het aards paradijs werd aangekondigd. Zij werden ingelicht omtrent de grote waardigheid en voortreffelijkheid -boven alle andere schepselen- van deze grote vrouwe en over haar grote macht, die zij nu ondervonden. Aangezien zij vanaf het begin van de wereld en de schepping van de eerste vrouw al hun schranderheid hadden aangewend om te weten te komen,  wie deze grote vrouwe, die in de hemelen werd aangekondigd, wel kon wezen en aangezien zij haar nu in Maria aanschouwden, die zij tot nu toe over het hoofd gezien hadden, werden deze draken gegrepen door een onuitsprekelijke woede.

-Dat zij zich op deze wijze zo vergist hadden was een bittere vernedering voor hun hovaardij en

-in hun woede fulmineerden zij tegen zichzelf als bloeddorstige leeuwen, terwijl hun uitzichtloze razernij jegens de hemelse vrouwe duizendvoudig toenam;

-verder namen zij waar, dat de heilige Joannes door Christus, onze Heer, als engelbewaarder van zijn moeder werd aangesteld en begiftigd werd met de macht van het Priesterschap. Dit beschouwden zij als een bedreiging tegen hun eigen neigingen, die bij de heilige Joannes bekend waren.

Lucifer zag niet slechts de kracht van de evangelist maar tevens de macht, die alle priesters, wegens hun deelname aan de waardigheid en kracht van onze Verlosser, ontvangen hadden. Zij zagen verder, dat de rest der rechtvaardigen onder speciale bescherming van de Heer was geplaatst en gestaald werd tegen de krachten van de hel. Dit alles verlamde de kracht van Lucifer en zijn trawanten.

  1. Het vierde woord van Christus was gericht tot de eeuwige Vader: “MIJN GOD, WAAROM HEBT GIJ MIJ VERLATEN?”. De slechte geesten ontdekten in deze woorden, dat de liefde van God voor de mensen grenzeloos en eeuwigdurend was,

-dat Hij ter voldoening daarvan op geheimenisvolle wijze de invloed van de Godheid op zijn allerheiligste mensheid had opgeschort, waardoor zijn lijden de hoogste graad kon bereiken en daaruit de meest rijke vruchten te trekken waren;

-dat Hij voorzag en zich liefdevol beklaagde over het feit, dat voor Hem de redding van een deel van het menselijk geslacht niet mogelijk zou zijn;

-dat Hij bereid was meer te lijden, indien de eeuwige Vader dit zou wensen.

De liefde van God voor de mensen, die uit dit alles sprak, verhoogde de afgunst van Lucifer en zijn duivelen. Zij voorzagen, dat de goddelijke Almacht deze grote liefde, zonder grenzen, zou door zetten. Deze nieuwe wetenschap verpletterde de hovaardige boosheid van de vijanden en zij voorzagen zeer goed, dat hun eigen zwakheid en hulpeloosheid niets zouden kunnen uitrichten tegen deze liefde, indien de mensen zelf zich niet daarvan zouden afkeren.

  1. Het vijfde woord van Christus: “IK HEB DORST”, bevestigde Christus triomf over de duivel en zijn volgelingen; zij waren van boosaardigheid en woede vervuld, omdat de Heer hen duidelijk maakte, dat zij volledig verworpen waren. Door de kruiswoorden begrepen zij, dat Christus hen wilde zeggen: indien dat, wat ik voor de mensen en ter liefde van hen lijdt, u groot voorkomt, wees er dan van overtuigd, dat mijn liefde voor hen nog steeds niet gestild is, dat Ik nog immer verlang naar hun eeuwig heil en dat de machtige wateren van kwellingen en lijden dit verlangen nog niet hebben uitgeblust. Ik zou graag meer voor hen lijden, indien dit nodig was om hen van uw tirannie te bevrijden en hen te stalen en te sterken in hun strijd tegen uw boosaardigheid en trots.
  2. Door het zesde kruiswoord: “HET IS VOLBRACHT”, werd het Lucifer en zijn horden duidelijk, dat het geheim van menswording en verlossing nu zijn einde naderde en geheel volmaakt zou zijn, zoals het decreet van de goddelijke Wijsheid dit had bepaald. Dat Christus, onze Verlosser, de wil van de eeuwige Vader op voorbeeldige wijze volbracht had, werd hen duidelijk;

-dat Hij alle beloften en profetieën, door de oude Vaders aan de wereld gedaan, had vervuld;

-dat zijn nederigheid en volgzaamheid hun trots en ongehoorzaamheid ruimschoots had gecompenseerd, speciaal de weigering om Hem als hun overste-in-menselijk-vlees te erkennen en

-dat ze nu door Gods wijsheid terecht vernederd en overwonnen waren door dezelfde Heer, die zij verachtten.

De grote waardigheid en de oneindige verdiensten van Christus eisten, dat Hij in dit uur zijn ambt en macht van Rechter over engelen en mensen zou uitoefenen, zoals Hem was toegestaan door de eeuwige Vader. Hij paste deze macht toe door deze zin Lucifer en zijn volgelingen toe te roepen: dat, nu zij veroordeeld waren tot het eeuwige vuur, zij zich dienden terug te trekken in de diepste hellekrochten. Deze zin was begrepen in het uitspreken van het zevende woord: “VADER, IN UW HANDEN BEVEEL IK MIJN GEEST” (Lc 23,46). De machtige koningin en moeder deed haar wil met die van de Heer samensmelten en vereende met zijn bevel ook het hare om onmiddellijk te vertrekken naar de diepste diepten der hel. Door de kracht van deze decreten van de opperste Koning en van de koningin werden de kwade geesten van Calvarië verdreven en heftiger en sneller in het diepste deel van de hel geworpen dan een bliksemstraal het zwerk zou kunnen doorklieven.

  1. Toen Christus, onze Heiland, als triomferende Overwinnaar de grote vijand had verslagen, droeg Hij zijn geest aan de Vader op en liet toe, dat de dood zijn intrede deed, door zijn hoofd te buigen (Joh 19,30). Door deze toestemming overwon Hij tevens de dood. Want de dood kon geen mens aanvallen, had geen jurisdictie over hen, dan door de erfzonde, waarvoor hij een straf was. Daarom zegt de apostel, dat het wapen of de angel des doods de zonde is, die de wonden opent, waardoor de dood binnentreedt in de wereld van de mensen (Rom 5,12). Aangezien de Heiland de schuld van de zonde, die Hij niet kon bedrijven, betaalde toen de dood zijn leven wegnam zonder zelfs een schijn van rechtvaardigheid, verloor zij de macht, die ze over de andere kinderen van Adam had. Vanaf dat moment kon de dood noch duivel de mensen aanvallen, tenzij zij zich niet beriepen op de overwinning van Christus en zichzelf geheel vrijwillig aan de duivel onderwierpen. Indien onze eerste vader Adam niet gezondigd had en wij in hem, zouden we de straf van de dood niet kennen en slechts overgaan naar het geluk van het eeuwige vaderland. Maar de zonde heeft ons onderdanen en slaven van de duivel gemaakt. Hij bedient zich van de dood om ons eerst de genade, de zegeningen en de vriendschap van God te onterven. Daarenboven voorkomt hij, dat wij het eeuwige leven bereiken en blijven wij in de slavernij van de zonde en de duivel, onderworpen aan zijn tirannieke macht. Onze Heiland, Christus, ontdeed de duivel van al deze voordelen door te sterven zonder zonden te hebben bedreven. Hij verdiende voor ons, dat de dood alleen een dood van het lichaam zou zijn, niet voor de ziel; dat de dood slechts macht had ons het tijdelijke leven te ontnemen, maar niet het eeuwige; het natuurlijke, niet het geestelijke leven en dat het in het vervolg slechts het portaal naar de eeuwige heerlijkheid zou zijn, indien wij zelf niet afzagen van deze zegening. Zo gaf de Heer genoegdoening voor de kastijdingen, die de eerste zonde met zich meebracht, terwijl Hij ons tevens het middel gaf om een compensatie van onszelf aan te bieden door onze natuurlijke en lichamelijke dood, uit liefde Gods, te aanvaarden. Christus overwon de dood (1Kor 15,54)  en bood zijn eigen dood aan als aas voor een bedrieglijke dood. Door zijn dood maakte Hij een eind aan zijn macht, overwon hem en werd de Dood van de dood zelf.
  2. In deze triomf vervulde de Heiland de profetie, die vervat is in het lied en het gebed van Habakuk, waaruit ik enige passages, noodzakelijk voor mijn doeleinden, zal aanhalen. De profeet werd verteld over het mysterie en de macht van Christus over dood en duivel. In zijn profetische visie bad hij, dat de Heer het werk van zijn handen, dat is: de mens, zou levend maken, dat Hij, in zijn hoogste gramschap toch zijn liefde zou willen gedenken. Hij profeteerde,

-dat de glorie van dit wonder de hemelen zou vervullen en de weerklank daarvan de aarde;

-dat zijn afstraling mocht zijn als licht;

-dat Hij in zijn handen de horens -dat zijn de armen van het kruis- zal omarmen, want daarin is zijn sterkte verborgen;

-dat de dood zou wegvluchten van Hem, geboeid en overwonnen;

-dat de duivel voor zijn voeten zou verslagen worden en languit neer zou vallen (Hab 3,2-5) (“de aarde zou meten”).

Dit alles werd tot de laatste letter vervuld, want Lucifer vertrok, na zijn hoofd verpletterd te hebben door de voeten van Christus en zijn geliefde moeder, die hem door hun lijden en door hun macht onderwierpen. Aangezien de duivel gedwongen werd zich in de diepste hel te werpen, die zich in het midden van de aarde bevindt en het verst verwijderd is van de oppervlakte, kan men zeggen, dat hij “de aarde mat”.

De rest van het lied slaat op de triomfen van Christus onze Heer in de zich opvolgende eeuwen van het Christendom; maar dat is niet nodig om hier geboekstaafd te worden. Het is echter passend voor ons mensen om te begrijpen, dat Lucifer en zijn duivelen werden beperkt, verlamd en verzwakt in hun macht over de denkende wezens, tenzij hun zonden en hun eigen vrije wil de duivelen wederom zouden los maken, hen zouden aanzetten om terug te keren ter verwoesting van de wereld. Dit alles zal beter begrepen worden uit het verloop van de helse raadsvergaderingen en uit datgene, wat ik nog in de loop van deze geschiedenis zal neerschrijven.

RAADSVERGADERING DOOR LUCIFER EN ZIJN DUIVELEN IN DE HEL GEHOUDEN NA DE DOOD VAN CHRISTUS, ONZE HEER.

  1. De krachtige verwijdering van Lucifer en zijn trawanten van Calvarië, naar de afgronden van de hel was heviger en voor hen meer noodlottig dan hun eerste uitwerping uit de hemel. Ofschoon de heilige Job reed zei (Job 10,21) dat,

-die plaats een land van duisternis, bedekt met doodsschaduwen is;

-dat aldaar donkere wanorde, ellende, kwellingen en verwarring heersen;

werd bij deze gelegenheid de chaos en de wanorde duizendmaal versterkt, omdat de verdoemden nieuwe schrikbeelden en nieuwe straffen te verduren kregen door de ontmoeting met de bloeddorstige duivelen in hun razende woede. Het is zeker, dat de duivelen de macht niet hebben om de verdoemden naar plaatsen met meer of minder kwelling te bestemmen, want alle kwellingen zijn door goddelijke rechtvaardigheid aangepast aan de mate van overtredingen, begaan door elk van de verdoemden. Maar buiten deze wezenlijke straffen staat de rechtvaardige Rechter toe, dat hen bij speciale gelegenheden van tijd tot tijd straffen worden opgelegd. Want hun zonden hebben wortels in de wereld achtergelaten en veel nadeel bezorgd aan derden, die verdoemd werden door hun schuld, zodat de nieuwe gevolgen van eerder begane zonden deze incidentele straffen voor de verdoemden opleveren. Zo ontwierpen de duivelen nieuwe kwellingen voor Judas, omdat hij Christus had verkocht en zijn dood op het geweten had. Zij begrepen toen ook, dat deze plaats van verschrikkelijke folteringen, waarin zij hen geworpen hadden en waarover ik reeds sprak, bestemd was voor de kastijding van diegenen, die zichzelf veroordeelden door de weigering hun geloof in hun leven te beoefenen en voor diegenen, die doelbewust weigeren te geloven en te delen in de vruchten van de verlossing. Tegenover deze mensen gedragen de duivelen zich extra kwaadaardig, met een boosaardigheid die zij hebben aangekweekt jegens Jezus en Maria.

  1. Zodra Lucifer toestemming had gekregen om dit soort zaken te behandelen en bekomen was van de verwarring, waarin hij enige tijd verkeerd had, stelde hij zijn mededuivelen nieuwe plannen geboren uit zijn trots voor. Tot dit doel riep hij hen allen tezamen; hij plaatste zich op een verheven plaats en sprak hen als volgt toe:

“Gij allen, die mij gedurende zoveel eeuwen gevolgd hebt en nog steeds volgt om mij te wreken voor het kwade, dat mij aangedaan is, kent de belediging, die ik uit handen van deze Godmens heb ontvangen. Gij weet, dat Hij mij drieëndertig jaar om de tuin geleid heeft, zijn Godheid heeft verborgen en de activiteiten van zijn Ziel onzichtbaar heeft gehouden en hoe Hij nu over ons getriomfeerd heeft, juist door die dood, die wij Hem hebben aangedaan. Voordat Hij het vlees aannam, haatte ik Hem en weigerde ik Hem te erkennen als een Wezen,  dat meer waard is om aanbeden te worden door de rest van de schepping dan ik. Ofschoon ik wegens deze weigering met u allen uit de hemel werd verwijderd en verjaagd werd tot deze verachtelijke toestand, mijn grootheid en vroegere schoonheid zo uitermate onwaardig, voel ik mij nog meer gekweld door mij 0p deze wijze overwonnen en vervolgd te zien door deze Man en zijn moeder. Vanaf de dag, dat de eerste man geschapen werd, heb ik zonder mijzelf rust te gunnen gezocht om Hem te vinden en Hem te vernietigen; of, indien ik niet in staat zou zijn Hem te vernietigen, dan wilde ik tenminste al zijn schepselen tot de ondergang doemen en hen verleiden Hem niet als hun God te erkennen en bereiken dat geen hunner ooit enig voordeel zou putten uit zijn werken. Dit was mijn opzet, daartoe heb ik heel mijn ijver en kracht ingezet. Maar tevergeefs want Hij heeft mij overwonnen door zijn armoede en zijn nederigheid, mij vernietigd door zijn geduld en tenslotte mij de heerschappij over de wereld onmogelijk gemaakt door zijn passie en zijn verschrikkelijke dood. Dit bezorgt mij een dusdanige folterende pijn, dat zelfs, indien ik zou slagen om Hem los te scheuren van de rechterhand van zijn Vader, waar Hij als Triomfator zetelt en ik alle verloste zielen in de hel kon doen belanden, dan nog zou mijn woede niet uitgebrand en mijn hartstocht niet getemd zijn.

  1. Is het mogelijk, dat de menselijke natuur, zo veel lager staand dan de mijne, boven alle schepselen verheven wordt! Dat zij zo bemind en begunstigd wordt, dat zij in de Persoon van het eeuwig Woord met de Schepper vereend wordt! Dat Hij mij eerst moest beoorlogen alvorens dit werk te volvoeren en mij daarna dusdanig in verwarring moet brengen! Vanaf het begin heb ik deze mensheid als mijn grootste vijand beschouwd, hij heeft mij immer met ondragelijke afkeer vervuld. O mensen, zo begunstigd en begiftigd door uw God, die ik verafschuw en zo vurig door Hem bemind!  Hoe kan ik uw geluk verhinderen? Hoe kan ik mijn ongeluk op u overbrengen, aangezien ik het bestaan, dat gij ontvangen hebt, niet kan vernietigen? Wat moeten wij, o mijn volgelingen, nu beginnen? Hoe moeten wij ons rijk herstellen? Hoe moeten wij onze macht over de mensen weer terugkrijgen? Hoe zullen we hen overmeesteren? Want indien de mensen van nu af aan niet algeheel gevoelloos en ondankbaar zouden zijn, indien ze tegenover de Godmens niet slechter gestemd zijn dan wij, die Godmens, die hen met zoveel liefde verlost heeft, dan is het duidelijk, dat allen Hem graag zullen volgen; geen zal zich laten beïnvloeden door onze listen; zij zullen de eerbewijzen die wij hen aanbieden, verafschuwen en ze zullen afschuw eerder liefhebben dan eer; zij zullen verstervingen toepassen en het gevaar ontdekken van vleselijke genoegens en van luiheid; zij zullen rijkdommen en schatten niet najagen en de armoede, aan wie de Meestere zoveel eer bewees, hoogachten en alles, wat wij hen zullen kunnen aanbieden om hun smaak te prikkelen, zullen ze, in navolging van hun echte Verlosser, verafschuwen. Zo zal ons rijk vernietigd worden, want er zal in deze plaats vol verwarring en kwelling, niemand meer bijkomen; allen zullen het geluk, dat wij hebben verloren, bereiken, allen zullen zij zich in het stof buigen en geduldig lijden en mijn gramschap noch mijn hoogmoed zullen mij ook maar iets geven.
  2. Ah, wee mij, hoe kwelt mij deze fout: Toen ik Hem in de woestijn bekoorde was het enige resultaat, dat Hij een kans had een voorbeeld te stellen voor de mensen, waardoor zij mij des te gemakkelijker  konden overwinnen. Mijn vervolgingen brachten zijn leer over nederigheid en geduld des te duidelijker naar voren. Door Judas over te halen om Hem te verraden en de Joden om Hem door de dodelijke marteling op het kruis te brengen, verhaastte ik slechts mijn ondergang en de redding van de mensheid, terwijl de leerstellingen, die ik trachtte uit te roeien, steeds hechter gegrondvest werden. Hoe kon iemand, die God is, zich zo ver vernederen? Hoe kan Hij zoveel verdragen van mensen, die slecht zijn? Hoe kon ik zozeer misleid zijn, dat ik zoveel heb bijgedragen om deze redding zo volledig en zo schoon te doen worden? O hoe goddelijk is de macht van deze Man, dat ik zo gekweld en zo krachteloos werd. En hoe is het mogelijk, dat deze vrouw, zijn moeder en mijn vijandin, zo machtig en onoverwinnelijk werd in haar tegenstand jegens mij? Een dergelijke macht in een gewoon schepsel is geheel nieuw. Zij verwierf hem waarschijnlijk van het goddelijke Woord, dat zij met menselijk vlees bekleedde. Door deze vrouw heeft de Almachtige bij voortduring tegen mij gestreden, ofschoon ik haar in mijn trots haatte vanaf het moment, dat ik haar in haar beeltenis of hemels teken herkende. Maar indien mijn trotse verontwaardiging niet gerustgesteld kan worden, profiteer ik in het geheel niet van mijn strijd tegen de Verlosser, tegen zijn moeder en tegen de mensen. Welaan dan, gij duivelen die mij volgt, nu is de tijd gekomen om uw vijandschap jegens God te tonen. Laat allen zich verenigen in de raad en praten over wat ons te doen staat. Het is mijn verlangen uw oordeel te vernemen”.
  3. Enige van de meest vooraanstaande duivelen gaven hun antwoord op dit schandelijk voorstel. Zij moedigden Lucifer aan door diverse complotten op te noemen, die moesten dienen om de vrucht van de verlossing onder de mensen tegen te gaan. Zij waren het er over eens, dat het onmogelijk zou zijn de Persoon van Christus te beledigen;

-de zeer grote waarde van zijn verdiensten te verminderen;

-de probaatheid van de sacramenten te vernietigen;

-de leerstellingen, die Christus gepredikt had, af te schaffen,

maar toch besloten ze, dat in overeenstemming met de nieuwe orde van hulp en gunst, door God gesticht tot redding van de mensheid, zij nu moesten zoeken naar nieuwe wegen om het werk van God te verhinderen en te voorkomen door groter bedrog en meer bekoringen. Met betrekking tot deze plannen zeiden enige van de geslepen en boosaardige duivelen:

-“Het is waar, dat de mensen nu een zeer krachtige leerstelling en wet hebben ontvangen, waarop zij terug kunnen vallen, nieuwe en sterk werkende sacramenten, een nieuw model, een nieuwe lerares in de deugden, een machtige middelares en voorspreekster in deze vrouwe; maar de natuurlijke neigingen en passies van het vlees blijven geheel hetzelfde en de verstandelijke en genotzuchtige schepselen hebben hun natuur niet veranderd.

-Laat ons dan, onder gebruikmaking van deze situatie met toenemende listigheid de gevolgen en de uitwerkingen van datgene, wat de Godmens voor de mensen gewrocht heeft, verhinderen.

-Laat ons een ingespannen strijd beginnen tegen het mensdom door hen nieuwe bekoringen voor te spiegelen die hen opwekken hun hartstochten na te jagen op een wijze, die hen alles doet vergeten. Zo zullen mensen indien ze door deze gevaarlijke zaken ingenomen zijn niets voor het tegendeel daarvan kunnen doen”.

  1. Met deze raad als principe verdeelden ze de werksferen opnieuw onder elkaar, waarbij erop gelet werd, dat elke afdeling duivels de kans kreeg om met speciale scherpzinnigheid de mensen tot verschillende zonden te brengen. Zij besloten de afgodendienst in de wereld te bevorderen en zodoende de mensen af te houden van de ware God en de verlossing. Indien hier of daar de afgodendienst zou falen zouden aldaar sekten en ketterijen gesticht worden, waarover ze de meest perverse en zondige mensen van het menselijk rad als leiders en leraren zouden aanstellen. Reeds toen werden de sekten van Mahomet, de ketterijen en Arius, Pelagius, Nestorius en welke andere ketterijen dan ook, opgezet, benevens die, welke zij achter de hand hielden voor passende gelegenheden, waarover het niet verstandig zou zijn uit te wijden. Lucifer toonde zich tevreden met wat de raad voor adviezen te berbe bracht, alle gericht tegen de goddelijke waarheid en geschikt om de fundamenten van de redding van de mensheid, met name het goddelijk geloof, te aanvaarden! Hij overlaadde de duivelen, die zich wilden belasten met het zoeken naar leiders van deze ketterijen, met vleiende en prijzende woorden.
  2. Enige van de duivelen belastten zichzelf met het ombuigen van de neigingen van kinderen bij hun ontvangenis en geboorte;  anderen trachtten de ouders ervan af te houden de nodige zorg aan de opvoeding te besteden hetzij door het betuigen van overdreven liefde of door het vestigen van wantrouwen en haat tussen ouders en kinderen. Enigen boden aan, haat tussen mannen en vrouwen te zaaien, hen op de weg naar overspel te zetten en weinig respect te hebben voor de beloofde trouw van hun partners. Allen kwamen overeen:

-tweedracht te zaaien onder de mensen;-haat- en wraakgevoelens op te wekken en aan te wakkeren;

-hevige verlangens naar rijkdommen en erebaantjes wakker te maken en

-drogredenen voor te stellen tegenover alle deugden, die Christus geleerd had;

-maar bovenal waren zij van plan de herinnering aan het lijden en de dood, aan de middelen tot heil en aan de eeuwige pijnen van de hel, uit te wissen. Door deze middelen hoopten de duivels dat alle vermogens van de mens zich zouden inspannen voor aardse zaken en zinnelijke genoegens, waarbij hen weinig tijd gelaten werd voor geestelijke gedachten en eigen heil.

  1. Lucifer hoorde de verschillende suggesties van zijn duivelen. Hij antwoordde hen en sprak: “Ik dank u allen voor uw meningen; het zal gemakkelijk zijn ze in praktijk te brengen bij diegenen die de wet, door deze Verlosser gegeven, niet volgen, maar bij degenen die deze wet aannemen en ze omarmd hebben zal dit toch een heel verschillende zaak worden. Maar tegen deze wetten en tegen degenen die deze wet volgen, zal ik mijn woede en boosaardigheid richten en ik zal op de meest bittere wijze diegenen vervolgen, die na de leer van deze Verlosser gehoord te hebben, zijn volgelingen zijn geworden; tegen dezen zal de meest meedogenloze strijd moeten gestreden worden, tot het einde van de wereld. In deze nieuwe Kerk zal ik mijn distels zaaien:

-de ambities,

-de hebzucht,

-de zinnelijkheid en

-de dodelijke haat, met alle andere ondeugden, waarvan ik het hoofd ben.

Want indien deze zonden zich vermenigvuldigen en toenemen onder de gelovigen, zullen zij, met de daarbij behorende boosaardigheid en ondankbaarheid, God prikkelen en terecht de mensen de hulp der genade, door de Verlosser verdiend, onthouden. Indien ze deze middelen tot hun heil eenmaal verworpen hebben, dan zullen wij hen overwonnen hebben. We moeten er ook op werken godsdienstigheid en alles wat geestelijk en goddelijk is, te verzwakken, zodat  ze de macht van de sacramenten niet kunnen verwezenlijken en hen in doodzonde ontvangen of minstens zonder vuur of devotie. Want aangezien deze sacramenten geestelijk zijn, is het noodzakelijk ze met goedgerichte wil te ontvangen om er de vruchten van te kunnen oogsten. Indien ze deze medicijn niet willen slikken, zullen zij hun ziekten niet kunnen overwinnen en minder in staat zijn onze bekoringen te weerstaan; zij zullen ons bedrog niet doorzien, zij zullen de herinnering aan de Verlosser en aan de tussenkomst van zijn moeder uit hun geheugen laten wegebben. Zo zal hun vuige ondankbaarheid de hulp van God en Heiland van zich vervreemden. In al deze zaken dient gij mij op de meest ijverige wijze te ondersteunen, zonder tijd of gelegenheid te verliezen bij het gehoorzamen van mijn bevelen”.

  1. Het is niet mogelijk alle complotten op te sommen, die de draak en zijn medestanders op dat moment smeedden tegen de heilige Kerk en haar kinderen, opdat deze wateren van de Jordaan door hem zouden opgedronken worden (Job 40,18). Het moet voldoende zijn u te zeggen, dat zij bijna een vol jaar na de dood van Christus in beraad bleven over de status van de wereld in die tijd en de veranderingen daarin gebracht door Christus, onze God en Meester, door zijn dood en na het licht van zijn geloof geopenbaard te hebben door zovele wonderen, zegeningen en voorbeelden van heilige mensen. Indien al deze werken niet voldoende zijn geweest om alle mensen naar het heil te brengen, is het eenvoudig te begrijpen, dat Lucifer overwinnen zou en dat zijn woede zo groot was, dat hij met de heilige Johannes had kunnen uitroepen: “Wee over u aarde, want satan is over u heen gevallen vol woede en gramschap”!. Maar helaas, zulke waarheden, zo onfeilbaar en zo gevreesd door de mensen, zijn in onze dagen uitgewist uit de geesten en harten van de stervelingen tot onherstelbaar gevaar voor de wereld! Onze vijand is scherp, wreed en waakzaam: wij zijn suf, lauw en zorgeloos. Wat een wonder, dat Lucifer zich zo vast genesteld heeft in de wereld, als er zovelen zijn, die naar hem luisteren, hem aannemen en volgen in zijn bedrog; als er zo weinigen zijn, die hem weerstand bieden en geheel de eeuwige dood vergeten, die hij met zoveel woede en boosheid over hen doet komen. Ik smeek eenieder, die dit leest, dit verschrikkelijke gevaar niet te vergeten. Indien ze niet overtuigd zijn van dit gevaar door de slechte conditie van de wereld en door de zonden, die eenieder in zichzelf waarneemt, laat ze dan opmerkzaam worden op dit gevaar door de grote zorg en krachtige geneesmiddelen en hulpbewijzen, die de Heiland nodig heeft gevonden in zijn Kerk achter te laten. Want Hij zou zeker nooit zulk tegengif hebben  verschaft, indien onze ziekte en ons gevaar om de eeuwige dood over ons te halen, niet zo groot en uitzonderlijk waren.

Instructie mij door de koningin des hemels gegeven:

  1. “Mijn dochter, door goddelijke voorlichting hebt gij een groot begrip verkregen over de glorierijke triomf van mijn Zoon en Heer op het kruis over de duivelen, over hun verwijdering en hun nederlaag. Maar gij dient te weten, dat er in deze mysterie nog meer is dat gij niet weet dan wat gij begrepen hebt. Want in dit sterfelijk vlees kan het schepsel de mysteries in hun wezen niet begrijpen. De goddelijke Voorzienigheid bewaart het volle begrip daarvan als een beloning voor de heiligen in de hemel en voor het gelukzalig schouwen, waarin deze mysteries volledig begrip zullen vinden. Dit inzicht zal ook gegeven worden aan de verdoemden tot hun verwarring en straf, aan het einde van hun leven. Maar wat gij geleerd hebt, is voldoende om u bewust te laten worden van de gevaren van dit sterfelijk leven en om uw hoop tot het herwinnen van uw vijanden nieuw leven in te blazen. Ik waarschuw u tevens voor de nieuwe toorn, waarin de draak tegenover u ontstoken is wegens alles wat u in dit hoofdstuk geschreven hebt. Hij heeft u reeds bij voortduring gevolgd en getracht u te verhinderen om mijn leven te beschrijven, zoals u dat reeds meerdere malen, gedurende uw werk, ondervonden hebt. Maar nu is zijn hoogmoedige trots speciaal vertoornd op u, omdat gij zijn vernedering zo duidelijk aan het licht hebt gebracht; de verpletterende nederlaag bij de dood van mijn gezegende Zoon, de toestand waarin hij en zijn geheime raadslieden achterbleven om zichzelf te wreken op de kinderen van Adam en speciaal op de leden van de heilige Kerk. Dit alles heeft hem opgewonden gemaakt en opnieuw in verwarring gebracht, omdat hij inzag, dat deze geheimen nu ook aan hen, die daarvan nog onkundig waren, duidelijk gemaakt zullen worden. Gij zult zijn woede ondervinden in de moeilijkheden, die hij op uw weg zal plaatsen, uw bekoringen en verzoekingen, die gij reeds ontmoet hebt. Daarom waarschuw Ik u waakzaam te zijn en attent op de krankzinnige woede en wreedheid van uw vijand.
  2. Gij zijt terecht verwonderd om enerzijds te zien hoe sterk en machtig de verdiensten van mijn Zoon en van zijn verlossing zijn, de vernieling en de zwakheden, die de duivelen in de mensen hebben aangericht en anderzijds de macht van de duivel waar te nemen die in hovaardige overmoed de heerschappij over de wereld voert. Ofschoon het inzicht dat u gegeven is, evenredig is met deze verwondering, zal Ik nog een tweede punt voor uw informatie daaraan toevoegen om uzelf nogmaals extra te harnassen tegen zijn kwade invloed. Het is zeker waar, dat, toen de volledige berichten over de menswording en de verlossing in de hel bekend werden, de armoede, de deemoed, de nederige geboorte van Jezus, zijn leven en wonderen, uitlopend in de geheimzinnige passie en de dood en al zijn zwoegen om de mensen naar zich toe te trekken, Lucifer en zijn trawanten als lamgeslagen waren en zij inzagen, dat de gelovigen niet op dezelfde wijze als de rest van de mensheid konden verleid worden, zoals ze zonder ophouden hadden getracht te doen. In de primitieve Kerk heerste deze vrees en angst onder de gedoopten en de volgelingen van Christus onze Heer, nog gedurende vele jaren, want de goddelijke deugden straalden helder,  in navolging van Christus, in hun ijver het geloof te belijden, in de volgzaamheid van de leer van het evangelie, in het beoefenen van heldhaftige deugden en brandende liefde, deemoed, geduld en afschuw van de ijdelheden en het bedrog van de wereld. Velen vergoten hun bloed en gaven hun leven voor Christus, de Heer; zij verrichtten vele bewonderenswaardige en verheven daden voor de glorie van zijn Naam. Deze onoverwinnelijke sterkte was het resultaat van hun leven in een tijd zo dichtbij het lijden en de dood van de Verlosser en zo nabij aan het wonderbaarlijke voorbeeld van zijn geduld en nederigheid, maar ook omdat zij minder bekoord werden door de duivelen, die zich niet zo snel konden herstellen van de verpletterende nederlaag, die hen toegebracht was door de triomf van de gekruisigde God.
  3. De duivelen vreesden deze getrouwe navolging van Christus, die zij aantroffen in de eerste kinderen van de Kerk, zozeer, dat ze wegvluchtten van de apostelen en de rechtvaardigen, die geheel doortrokken waren van de leerstellingen van mijn goddelijke Zoon. In hen werden de eerste vruchten van de genade en van de verlossing aan de Almachtige opgedragen. Wat in de heiligen en in de volmaakte christenen uit die tijden te zien was, zou in de huidige tijden met alle katholieken kunnen geschieden, indien ze de genade zouden willen ontvangen en ermee zouden willen werken in plaats van toe te laten, dat zij teloor ging en indien ze bereid waren de weg van het kruis te gaan, want Lucifer is daar nog even bevreesd voor als ten tijde van de kruisiging zelf. Maar al snel begon de toewijding, de ijver en de godsvrucht in velen van de gelovigen te bekoelen en vergaten zij de zegeningen van de verlossing; zij gaven toe aan hun vleselijke neigingen en verlangens, zij joegen de ijdelheid en de geldzucht na en lieten zich begoochelen en betoveren door de valse voorstellen van Lucifer, die de glorie van hun Heiland verduisterden en hen inkapselden in de mazen van het net, dat hun doodsvijanden voor hen gespannen hadden. Deze vuige ondankbaarheid heeft de wereld in de huidige staat gebracht en heeft de duivels aangemoedigd om in hun trots op te staan tegen God, in overmoed zich aanmatigend, dat zij alle kinderen van Adam zouden bezitten wegens hun nalatigheden en vergeetachtigheden als katholieken. Zij menen, dat zij de ruïne van de gehele Kerk teweeg zullen brengen door de afvalligheid van zovelen, die zich ervan losgescheurd hebben en door degenen, die daar lid van gebleven zijn, daar licht over te laten denken of door hen te verhinderen de vruchten van het Bloed en de dood van hun Verlosser in het Licht te doen stellen. Het grootste ongeluk is, dat vele katholieken de schade niet zien en niet ernstig over een geneesmiddel denken, ofschoon zij zich bewust zouden kunnen zijn, dat de tijden, waarvoor Jezus de vrouwen van Jeruzalem waarschuwde, reeds gekomen zijn, namelijk die, waarin de kinderlozen zich gelukkig mogen prijzen en menigeen de bergen en heuvels smeekt over hen heen te vallen, zodat zij de verwoesting die de zonen van het ongeluk en de dorre bomen zonder vruchten van deugd, zal verdelgen, niet zouden aanschouwen. Gij, mijn liefste, leeft in deze slechte tijden. Beween in de bitterheid van uw hart deze toestand, opdat gij zelf niet verloren moogt gaan en steeds de geheimenissen van de Menswording, het lijden en de dood van mijn goddelijke Zoon indachtig blijft. Het is mijn wens, dat gij dankbaar zijt tegenover het grote getal der ondankbaren, die deze zaken vergeten. Ik verzeker u, dat alleen al de herinnering en de meditatie van deze geheimenissen verschrikking brengt in de hel, de duivels kwelt en wegjaagt en dat dit reeds voldoende is voor hen om zich te verwijderen van hen, die dankbaar het leven en de dood van mijn goddelijke Zoon gedenken”.