Verslag van een retraite in het bezinningshuis ‘Regina Carmeli’ te Sittard, gegeven door de Zeereerwaarde Pater Prof. Dr. Bonifatius Honings OCD
De Verrezen Christus, enige Bron van onze niet teleurstellende hoop
-In verkorte vorm-
Inleiding – De motieven voor het thema van onze retraite
Wanneer wij stilstaan bij de historische situatie aan het begin van het jaar 2000, valt het op hoezeer onze wereld gekenmerkt wordt door vooruitgang en vernieuwing. Deze kenmerken wekten de verwachting van een betere toekomst – kortom: hoop.
De jaren zestig waren doordrongen van ongekende hoop: er gloorde een toekomst die nog nooit zo rooskleurig leek. Er zou groeiende welvaart komen voor iedereen. De magere handjes van kinderen, hun dunne beentjes en opgezwollen hongerbuikjes – symbolen van schrijnende armoede – zouden binnenkort overvloedig gevoed worden.
Iedereen zou leren lezen en schrijven; het einde van het mensonwaardige analfabetisme leek nabij. Paus Paulus VI en de 2000 bisschoppen van het Tweede Vaticaans Concilie verklaarden in 1965 dat de mensheid zich er steeds meer van bewust werd dat zij niet alleen haar macht over de materiële schepping moest versterken, maar dat het tevens haar opdracht was een politiek, sociaal en economisch bestel op te bouwen dat de mens betere diensten zou bewijzen. Zowel het individu als de gemeenschap zou daardoor in staat worden gesteld zijn menselijke waardigheid te beveiligen en te vergroten.
“Door zijn eigen inspanning en natuurlijke talenten heeft de mens altijd geprobeerd zijn leven verder te ontwikkelen. En tegenwoordig, vooral door wetenschap en techniek, heeft hij zijn macht bijna over de hele natuur uitgebreid – en zet hij die ontwikkeling voort.” – Vgl. GS nr. 9.
Deze groeiende invloed op de schepping, als uitvoering van de goddelijke opdracht, maakte een rechtvaardigere verdeling van rijkdom mogelijk en zou bijdragen aan een menswaardiger samenleving.
Zo kwam in de negentiende eeuw de opbouw van wat wij nu kennen als de moderne westerse wereld op gang – een tijd van nieuwe beloften, utopieën en droombeelden die werkelijkheid leken te worden.
Verschillende revoluties
Onze moderne wereld wordt vaak beschreven aan de hand van diverse revoluties. Volgens de Standaard Encyclopedie (onder het trefwoord Marx) worden revoluties in bredere zin opgevat als historische bewegingen die via diepgaande, soms geleidelijke veranderingen een radicale hervorming van de sociaal-politieke orde teweegbrengen.
Deze revoluties verlopen vaak zonder geweld en worden gedragen door een groep toegewijden. Denk bijvoorbeeld aan de democratische revoluties in Amerika en Frankrijk, die vrijheid, gelijkheid en broederschap beoogden.
De industriële revolutie in Engeland beloofde niet alleen een algemene economische welvaart, maar ook het hoogste geluk voor het grootste aantal mensen. De verwachting was dat iedereen op aarde meer dan ooit tevoren zou bezitten en dat armoede tot het verleden zou behoren.
De socialistische revolutie van Karl Marx ging nog een stap verder: zij wilde een samenleving zonder klassenverschil realiseren. Volgens Marx is de menselijke natuur niet onveranderlijk, maar vormt en ontwikkelt de mens zich door zijn relaties met anderen en met de natuur.
De mens wordt, aldus Marx, geboren uit de geschiedenis; hij is een product van zijn eigen arbeid. Door arbeid en productie hervormt hij voortdurend zijn sociale relaties. Daarom moet een klassenloze samenleving gestoeld zijn op een communistische economie – een systeem zonder privébezit. Alle mensen zouden als broeders en zusters deelnemen aan dit gemeenschappelijk bezit.
Het probleem van de mens is, vanuit dit perspectief, geen individueel moreel vraagstuk, maar een structurele kwestie binnen de samenleving, vooral op economisch en sociaal vlak. De belangrijkste menswetenschap wordt dan de sociologie: de studie van de sociale ordening en haar historische ontwikkeling.
Marxistische sociologen concludeerden dat het kapitalisme de grondoorzaak is van de bestaande materiële armoede, aangezien het leidt tot klassenverdeling.
De sociale revolutie en de vooruitgang
Dit leidt ons naar een fundamenteel aspect van ons retraite-thema. Volgens het marxistisch denken ligt de oerzonde niet op moreel vlak, maar in het economische domein. Het kwaad ligt niet in het persoonlijke handelen, maar in het onrechtvaardige bezit van een rijke minderheid.
De sociale revolutie richt zich daarom op de klassenstrijd tussen arbeiders en werkgevers. Wat eerdere generaties slechts konden dromen – laat staan hopen – zou door deze revoluties werkelijkheid worden: de mens zou het rijk van God op aarde realiseren, een rijk van vrijheid en broederschap.
Opmerkelijk is dat in de negentiende eeuw de kerken deze tijd begroetten als the Christian century, en de moderne wereld als een christelijke wereld. Wijsgeren van die tijd koesterden een optimisme dat gebaseerd was op een onafwendbare, wereldwijde vooruitgang. Deze toekomstvisie was kenmerkend voor de grote filosofische systemen van de moderne tijd: ze vormden een rode draad in het denken en handelen van de toonaangevende volkeren.
De visie van Vaticanum II
Ook het Tweede Vaticaans Concilie hield zich bezig met deze toekomstverwachtingen. In de Pastorale Constitutie over de Kerk in de wereld van deze tijd wordt erkend dat de mensheid nog nooit zo’n overvloed aan rijkdommen, mogelijkheden en economische kracht heeft gekend als nu.
Mensen ervaren meer dan ooit een diep verlangen naar vrijheid, en beseffen tegelijkertijd hoe noodzakelijk onderlinge verbondenheid en samenwerking zijn voor wereldwijde vooruitgang.
Maar – en daarmee raken we aan de kern van ons retraite-thema – wat is er in de twintigste eeuw van die toekomstverwachtingen terechtgekomen? Wat is er geworden van die menselijke hoop?
Eerste meditatie: De grote teleurstellingen en hun goddelijke uitdaging
“Heer Jezus, het is zo donker in december, en soms ook in ons hart. Wij denken: ‘Het is allemaal voorbij. Het gaat niet goed met de Kerk, en ook niet met ons.’” (Kard. Godfried Danneels, Een jaarkrans van gebeden, blz. 5)
De onmacht van de mens
In de inleiding stelden we de vraag naar de verwezenlijking van de menselijke hoop. Het antwoord van het Tweede Vaticaans Concilie luidt: ondanks alle rijkdommen, mogelijkheden en economische macht moet men eerlijk erkennen dat een ontzaglijk deel van de wereldbevolking nog altijd gebukt gaat onder honger en armoede. Wat nog schrijnender is: in een tijd van e-mail, internet en wereldwijde communicatie, blijven miljarden mensen ongeletterd.
Wat betreft de menings- en gewetensvrijheid, waarop wij moderne mensen zo trots zijn en die we steeds nadrukkelijker opeisen, moeten we eveneens erkennen dat er nieuwe vormen van verslaving en afhankelijkheid zijn ontstaan. Denk aan jeugd-alcoholisme, seksualisering op steeds jongere leeftijd, misbruik van tabak en vooral het wijdverbreide gebruik van lichte en zware drugs.
Ook op het vlak van internationale samenwerking en wereldwijde onderlinge afhankelijkheid, trekken steeds meer tegenstrijdige krachten in uiteenlopende richtingen. De veelheid aan partijen en groepen die vooral eigenbelang nastreven, leidt tot toenemende verdeeldheid in politiek en economie. Daarbovenop komen ideologische tegenstellingen, raciale spanningen, godsdienstige en culturele verschillen, en het vraagstuk van integratie en samenleven met mensen van andere herkomst.
In deze officiële en gezaghebbende analyse klinkt onmiskenbaar de teleurstelling van de twintigste eeuw door. Europa werd geteisterd door twee wereldoorlogen. In de Eerste Wereldoorlog vernietigden de christelijke grootmachten elkaar, en werd gifgas als massavernietigingswapen ingezet. In de Tweede Wereldoorlog kwamen daar de atoombom en biologische wapens bij. Men spreekt dan ook terecht van het “tijdperk van de angst” (age of anxiety). Die angst werd pijnlijk tastbaar in de onmenselijke vernietigingskampen van Auschwitz en de Goelag-archipel.
Het nihilisme en zijn gevolgen
De nihilistische nazi-dictatuur van Hitler trachtte het Europese jodenvraagstuk op te lossen door middel van massale vergassing. De stalinistische dictatuur vernietigde miljoenen ongewenste mensen door dwangarbeid en verwaarlozing. Deze vernietigingsdrift breidde zich uit naar China, Cambodja, Rwanda en andere landen. Ook later hoorden we gruwelijke berichten over de daden van Milosevic in Joegoslavië en Saddam Hoessein in Irak. Geen enkele eeuw kende zoveel misdaden tegen de menselijkheid als de twintigste.
Het wrange is dat juist deze eeuw de beloften van de negentiende eeuw had moeten waarmaken: idealen van vooruitgang, vrede en menselijkheid. In plaats daarvan werd het de eeuw van de zelfvernietiging van de christelijke wereld. De oorzaken hiervan liggen vooral in het nihilisme van de dictaturen van Hitler en Stalin. Nihilisme is een denkrichting die ontkent dat de mens tot absolute waarheden kan komen op het gebied van religie, moraal of politiek.
Tegelijkertijd ontwikkelde de wetenschappelijk-technische beschaving zich razendsnel, met steeds grotere en snellere verbindingen die zich als een web over de wereld uitspreiden. Deze technische overmacht van de mens tegenover de natuur leidt steeds vaker tot ecologische rampen: lucht- en watervervuiling, natuurrampen, aardbevingen, tsunami’s, ziekten als BSE (gekkekoeienziekte), varkenspest en vogelgriep eisen steeds vaker slachtoffers.
Geen wonder dat het levensgevoel van de hedendaagse mens niet meer wordt gekenmerkt door optimisme en geloof in vooruitgang, maar door teleurstelling, moedeloosheid en angst voor vernietiging.
Een uitdaging voor de Kerk
De Vaders van het Tweede Vaticaans Concilie stelden al vast: “Door de invloed van zo veel complexe situaties worden velen verhinderd om eeuwige waarden te herkennen, laat staan ze in overeenstemming te brengen met nieuwe ontdekkingen. Zo raken zij, heen en weer geslingerd tussen hoop en vrees, innerlijk verontrust wanneer zij zich afvragen waar het met de wereld naartoe gaat.”
Maar – en hier raken we de kern van ons retraite-thema – deze situatie is tegelijk een uitdaging. Zij daagt mensen uit, ja dwingt hen tot een antwoord. Deze uitdaging geldt voor iedereen, maar in het bijzonder voor ons, christengelovigen. Er bestaat immers een diepe verbondenheid tussen de Kerk en de wereldgemeenschap.
Vreugde en hoop, verdriet en angst van de mensen van vandaag – vooral van de armen en degenen die lijden – zijn ook de vreugde en hoop, het verdriet en de angst van de leerlingen van Christus. Er is niets dat de mens raakt, dat niet ook weerklank vindt in het hart van de Kerk.
De Kerk is immers een gemeenschap van mensen, verenigd in Christus, geleid door de Heilige Geest, op weg naar het Rijk van de Vader. Zij heeft de heilsboodschap ontvangen die aan allen verkondigd moet worden. Daarom voelt de Kerk zich ten diepste verbonden met de mensheid en haar geschiedenis.
De actieve hoop op een toekomst die niet teleurstelt, kan alleen van Christus komen. Van die hoop moet de Kerk – en dus ook wij – getuigen. Dat is de kern van onze bezinning op de christelijke hoop, die haar hoogtepunt vindt in de verrijzenis van Christus.
Deze goddelijke zending van de Kerk behoort tot het hart van ons katholiek geloof. Iedere keer dat wij het Credo bidden, belijden wij dat de Kerk één, heilig, katholiek en apostolisch is.
Maar, en dat is de uitdaging waar wij bij stil moeten staan: voor sommigen is de Kerk niet meer dan een voorbijgestreefd historisch fenomeen.