M.M. Hafenscheer: het 14e tafereel

Standaard

Uitleg van de symbolen van de 14e tafereel

MACHTEN WORDEN NEERGESTORT, TERWIJL WAARHEID EN LIEFDE ZEGEVIEREN

Rechts: In het schip van het Goede, dat vaart naar het licht van de liefde en de waarheid:

Verlangende toewijding in liefde tot God – zuiverheid van het geloof – familiezegen – hulpvaardigheid – nederigheid – het kinderlijke gemoed – de drie goddelijke deugden (drie zeilen).

In het (eerste) zeil: Christus met brood.
Christus zal tastbaar onder de mensen wonen.
Brood: het geestelijke en lichamelijke brood.

Zon in hartvorm: De liefde van God zal voelbaar stralen en alles naar zich toetrekken.

Engel met zwaard in de schede en palmtak: De zege van het goede.

Rots met kruis en bergen: Petrus – de rots (Petrus is erin te herkennen) – en de apostelen.

Bloeiende bomen: Een nieuwe lente van het leven breekt aan voor de mensheid.

Water: Reinheid.

In de opening: Zondige verleidingen liggen op de loer – ondeugden van allerlei soort.

Stromende rivier: Over de klippen van het leven, door gevaren en hindernissen, leidt de weg vaak naar het licht wanneer het vertrouwen op God de richting wijst.


Links: In het schip van het Kwaad, dat op het punt staat te vergaan:

Staand figuur met sabel en geldzak:
De vorst van deze wereld meent door strijd en omkoping de overwinning te behalen.

Zijn gevolg:
Schaamteloosheid, machts- en hebzucht, woeker en achterbaksheid, genotzucht, gulzigheid, zinnelijkheid en verleiding, zotheden.

Verscheurde zeilen: Hardvochtigheid, wildheid en ruwheid.

Gebroken kruis: Goddeloosheid.

Aan het kruis genageld hart: Het ontbreekt aan zuivere, ware liefde (liefdeloosheid).

Egoïsme en gebrek aan naastenliefde.

Aan de boeg van het schip: Schedel – de geestelijke dood.

Twee hoorns van overvloed: Door middel van geld en bloedvergieten wordt verwarring en onrust gesticht.

Hoofden aan de zijwand van het schip:
Woede – de alcoholduivel – het koude, boze hart – de haat – losbandigheid.

Woelig water: Ontketende hartstochten.

Figuren in het water: Aangelokte zwakkelingen die bezwijken voor de verleidingen; zij volgen het kwaad.

Wolkenflarden: Furiën van de lagere hartstochten.

Vuurspuwend gedrocht: Zelfvernietiging van het kwaad.

Vuur op de achtergrond: Het rijk van de tegenstander gaat in vlammen op.

Steenhopen: Al het lage en gemene, aan het kwaad toegewijd, stapelt zich samen tot één geheel.

Dorre boom: Ontworteld en zonder houvast – zonder Godskennis en zelfkennis – zijn deze wezens die zich van God hebben afgewend en dienstbaar zijn geworden aan het kwaad.
(“Aan hun vruchten zult u hen herkennen!”)

Uit: Die Profetischen Bilder, Von Maria Magdalena Hafenscheer, Dellerfuhs, Wien, 1981, Blz. 154-155