“Laatste gesprekken met Peter Seewald” – Joseph Ratzinger in het hart van de geschiedenis van het hedendaagse christendom

Standaard

Derde en laatste boek van P. Seewald in gesprek met Benedictus XVI, over het leven van de paus emeritus, met werkelijk interessante aanvullingen.

“Laatste gesprekken met Peter Seewald”

Joseph Ratzinger in het hart van de geschiedenis van het hedendaagse christendom

 

Rome, Zenit.org, door Gérard Leclerc

«Het is belangrijk dat het geloof in de huidige tijd blijft. Volgens mij is dat de primordiale opdracht”: Gérard Lelerc haalt dit citaat uit de « Laatste gesprekken » van Benedictus XVI met Peter Seewald, uitgegeven bij Fayard. Wij hernemen onderstaande lezing van dit boeiende boek integraal over uit nr. 5310 (14 oktober 2016) van France Catholique.

Joseph Ratzinger, opvolger van Johannes Paulus II op de stoel van de Heilige Petrus, zal één van de grote figuren van de katholieke Kerk geweest zijn in de huidige tijd. Als jong theoloog aan de zijde van kardinaal Frings, aartsbisschop van Keulen, gaat hij op het Tweede Vaticaans Concilie in de schaduw een hoofdrol spelen in wat Johannes XXIII het conciliaire aggiornamento noemde. Zijn theologische dimensie plaatst hem de facto te midden van de belangrijkste doctrinaire werkzaamheden. Zijn opvallende positie als voorstander van vernieuwing binnen de Kerk in het kader van haar diepste en onbetwistbare traditie, brengt hem van toen af onder algemene aandacht. Vanaf het einde van het concilie waarschuwt hij namelijk voor een verflauwing van het geloof en plaatst zichzelf dwars tegenover een bepaalde “conciliegeest”. Hij bevindt zich meteen in de geestestoestand van ouderen die ook zijn meesters zijn: Jean Danielou, Henri de Lubac, Hans Urs von Balthasar. Tegen zijn zin geroepen tot de hoogste functies in de Kerk, medewerker geworden en vervolgens opvolger van Johannes Paulus II, is hij enigszins de garant en gerant van de conciliaire hervorming, waarvan hij één van de initiatiefnemers was, in volledige doctrinaire continuïteit met het patrimonium van de katholieke Kerk. Vanuit zijn teruggetrokken leven in het klooster Mater Ecclesia, in de tuinen van het Vaticaan, blijft hij de weg van de Kerk en de ontwikkelingen van de moderne theologie met de grootste aandacht volgen.

Als paus emeritus, spreekt hij niet meer in het publiek, tenzij met mondjesmaat en op domeinen die eigen zijn aan een privé theoloog. Hij blijft niettemin een buitengewoon getuige van wat door de Kerk beleefd werd op het ogenblik van de conciliaire wending, maar ook stroomopwaarts en stroomafwaarts. Daarom kan men Peter Seewald niet dankbaar genoeg zijn dat hij met Benedictus XVI een gesprek verder zet dat reeds in 1996 begon en dat hem toeliet twee boeken te schrijven die onmisbaar zijn om het werk en de bestemming van Joseph Ratzinger te begrijpen (Zout der Aarde en Licht van de Wereld). Het laatste en pas verschenen boek bevat vele nuttige preciseringen over het verleden, meer bepaald over de beproevingen tijdens zijn pontificaat. Omdat de journalist alles in chronologisch en biografisch perspectief wou plaatsen, laat het boek de dingen met een panoramische blik bekijken.

Over het leven van de paus emeritus, komen daarin aanvullingen voor vanaf zijn prille kindertijd, die werkelijk interessant zijn. De jongen is helemaal ingeworteld in het Beieren waar hij geboren werd. En volgens hem is er een fundamenteel verschil tussen een Beier en een Rijnlander, ook al zijn beiden katholiek. De intellectueel die beroepshalve aan het universele gehecht is, misprijst zijn oorsprong dus helemaal niet, evenmin als zijn situatie in de tijd. De roeping van de theoloog heeft zich binnen een bepaalde context ontwikkeld, namelijk die van het naoorlogse Duitsland. De jonge man die naar het seminarie gaat, hoeft geen stap te zetten die een vraagteken is en hoeft zich nog minder te beschuldigen omwille van het nazisme dat zijn kindertijd en adolescentie nochtans heeft getekend. Zijn familie heeft altijd alleen maar afkeer gevoeld voor deze diabolische ideologie en hijzelf wachtte slechts op bevrijding ervan door de overwinning van de Geallieerden. Speculaties, ook in Frankrijk, over zijn deelname aan nazistische jeugdbewegingen, verplicht voor jongeren van zijn leeftijd, zijn onzin; dank zij één van zijn professoren verkreeg hij het trouwens ervan ontslagen te worden.

Zijn zorg is die van een jonge man die wil deelnemen aan de vernieuwing van de katholieke Kerk in de omstandigheden van die tijd. In die zin aarzelt hij niet zich progressief te noemen, in overeenstemming met bepaalde gedachtestromingen in een “moderne en kritische” richting. Hij is dus echt van zijn generatie, als reactie op een zeker conformisme dat meer bepaald de confrontatie verbiedt met hedendaagse denkers: “Op dezelfde manier als ik in filosofie de invloed onderging van vragen en twijfels en ik weigerde mij tevreden te stellen om een gesloten systeem te leren en te aanvaarden, heb ik geprobeerd het begrip van theologische denkers uit de Middeleeuwen en de moderne tijden te vernieuwen en te verdiepen. In het onderhavige geval, heeft het personalisme, dat toen in de lucht hing, mij bijzonder bekoord en leek het mij een goed vertrekpunt voor een filosofische en theologische reflectie”.

Maar wat verstaat hij juist onder “vooruitstrevend”? “Wij waren vooruitstrevend. Wij wilden de theologie integraal vernieuwen en aan de Kerk een nieuwe vorm geven, levendiger. Wij hadden het geluk in een tijd te leven waarin de jeugdbeweging en de liturgische beweging nieuwe horizonten, nieuwe wegen geopend hadden. Wij wilden de Kerk doen vooruitgaan, wij waren overtuigd dat het zo zou mogelijk zijn haar te verjongen.” Het is niet alleen een kwestie van generaties. Vernieuwing veronderstelt opnieuw kritisch onderzoek verrichten en de intellectuele perspectieven verruimen. De jonge universitair zal de beproeving moeten dragen van een autoritaire blokkering op het moment dat hij zijn thesis verdedigt van de theologie van de geschiedenis volgens de heilige Bonaventura. Hij heeft niets van een rebel, hij wil de structuur en de leer van de Kerk helemaal niet contesteren. Integendeel, hij verlangt het geloofsmysterie alleen te verdiepen, verwijzend naar de diepste traditie van de Kerk en naar de studie die haar grootste leraren verricht hadden.

Het is heel belangrijk de exacte notie van deze vooruitstrevendheid te begrijpen, want zij die kardinaal Ratzinger later zullen verwijten dat hij de oriëntaties van zijn jeugd heeft ingetrokken, hebben niet altijd begrepen waarover het ging. Ja, het is waar dat de jonge Ratzinger voorstander is van Kerkhervorming en scherpe kritiek heeft op een zeker wegzakken van het katholicisme in de liturgie, in een overmatige centralisatie, in de relaties met andere christelijke belijdenissen. Hij keurt bepaalde vormen van spiritualiteit af die te sentimenteel zijn of ook een onaangepast begrip van de banden met de moderne Staat. In het geheel zou dit een redelijk explosieve mengeling kunnen zijn, in staat om in het begin van Vaticanum II harde botsingen te verwekken, waarmee hij trouwens geassocieerd werd. Maar men dient op zijn hoede te zijn alleen reeds door het feit dat deze vooruitstrevendheid ontdaan is van het politieke en ideologische karakter dat het in dezelfde tijd in Frankrijk bekleedde. Overeenstemming met een ideologie van marxistisch type en samenwerking met de communistische beweging zijn de Beierse theoloog totaal vreemd, terwijl zij veel ruimte innemen in de Franse vooruitstrevendheid.

Men kan trouwens vaststellen dat de reflectie over de theologie van de geschiedenis bij de heilige Bonaventura bijdraagt tot een verheldering van het debat in zijn politiek-godsdienstig perspectief. Daarin zou geen politiek messianisme kunnen voorkomen, dat gerechtvaardigd wordt door de eschatologische interpretatie van een Joachim van Flores. Een tijd van de Geest die verder gaat dan de godsdienst van de Zoon, wordt evenmin beoogd, terwijl min of meer iedereen overtuigd is dat iets anders moet volgen op het regime van de Kerk: “Na het Nieuwe Testament, had Bonaventura geschreven, zal er geen ander zijn, en men mag het sacrament van de nieuwe wet niet opheffen want dat testament is eeuwig”. Deze opmerking is helemaal niet onschuldig. Als kardinaal de Lubac een kwart eeuw later, zijn studie publiceert over Het spirituele nageslacht van Joachim van Flores, is het omdat heel een progressieve en modernistische tendens een fundamentele mutatie van de Kerk beoogt, die heel wat anders is dan de wil tot hervorming, die Johannes XXIII en Paulus VI beoogden en die ondersteund werd door theologen als de jonge Beier. In zijn synthetisch boek Het denken van Benedictus XVI (Ad Solem), merkt Aidan Nichols goed het verschil op: “Hij was niet zozeer geleid door een imperatief van modernisatie of aanpassing, een aggiornamento, dan door een terugkeer naar de Bijbelse, Kerkvaderlijke en Middeleeuwse bronnen, een herbronning. Hij behoorde tot wat pater Congar noemde ‘een katholicisme dat zich opnieuw heeft laten inspireren en daardoor een katholicisme is dat helemaal op Christus is gericht, en dus ook Bijbels, liturgische, Paschaal, communautair, oecumenisch en missionair is …’”.

De tegenstelling zal in de schoot van het concilie zelf te voorschijn komen, wanneer de Lubac en Ratzinger zich rekenschap gaan geven dat er gevaar bestaat voor een modernistische uitspatting. Een gevaar dat ook opgemerkt wordt door orthodoxe en lutherse waarnemers op het concilie. Dit gevoel gaat toenemen met de discussie over de Constitutie Gaudium et Spes en de verbondsbreuk tussen Frans- en Duitstaligen, die zich manifesteerde in de drie eerste zittingen van Vaticanum II. Er was fundamentele onenigheid over een soort van historisch optimisme, waarin de heilskwestie afwezig leek. Ik voeg daar aan toe, omdat ik er dikwijls met kardinaal de Lubac over gesproken heb, dat het de eerste versie van Gaudium et Spes van de Franstalige redactie opvallend ontbrak aan ware theologische structuur en dat men moest wachten op de bijdrage van Mgr. Wojtyla en zijn ploeg uit Krakau om de tekst uiteindelijk tot evenwicht te brengen. Het ging om een antropologische aanvulling, waar Gods roeping van de mens en Zijn heilswil helemaal zichtbaar worden. Uitgaande van die doctrinaire preciseringen zal het latere leergezag en vooral dat van Johannes Paulus II kunnen optreden in antwoord op de hedendaagse vereisten.

Het einde van het concilie en het pontificaat van Paulus VI zullen niet minder getekend zijn door een crisis van aanzienlijke omvang, die zelfs degenen zou doen twijfelen die terecht beschouwd werden als de inspirators van Vaticanum II. Vanaf 1965 drukt Joseph Ratzinger zijn bezorgdheid en zelfs zijn ontsteltenis uit. Ten overstaan van de katholieke studenten van Munster deinst hij er niet voor terug zich de vraag te stellen “of de situatie onder het regime van de zogenaamde conservatieven uiteindelijk niet beter was dan zij onder de macht van de progressieven kan zijn”. Een jaar later, spreekt hij op de Katholikentag in Bamberg over “een eindresultaat dat gekenmerkt is door scepticisme en ontgoocheling” en zijn toespraak wordt zonder beperking door Henri de Lubac goedgekeurd. Wat is er gebeurd? Ook vandaag nog vraagt de paus emeritus zich ten overstaan van zijn gesprekspartner af: “De bisschoppen wilden het geloof vernieuwen, verdiepen. Maar andere krachten hebben gespeeld, die steeds sterker werden, vooral de journalisten die veel dingen anders geïnterpreteerd hebben. Op een moment vroegen de mensen zich af: wel, aangezien de bisschoppen alles willen veranderen, waarom mogen wij dat ook niet? De liturgie begon af te brokkelen en week voor willekeur. Men heeft al vlug kunnen vaststellen dat wat met goede bedoelingen begon, naar een andere richting leidde. Vanaf 1965, heb ik het dus als mijn plicht beschouwd duidelijk te zeggen wat wij niet wilden dat gebeuren zou”.

Pater de Lubac was letterlijk getraumatiseerd door de rol van de pers op het moment van het concilie, zodat hij van dat beroep een afkeer kreeg. Het is zeker dat er een probleem is dat sindsdien alleen maar toegenomen heeft door de almacht van de media die hun eigen leergezag opleggen. Het concilie van de media was niet dat van het corpus van Vaticanum II, en al te dikwijls heeft het mediaconcilie zich aan de opinie opgedrongen. Maar de schade had kunnen beperkt blijven indien de episcopaten hun werk zouden gedaan hebben om de grote teksten van Vaticanum II uit te leggen, op de manier van kardinaal Wojtyla in zijn bisdom Krakau. In de plaats daarvan werd de verwarring verspreid, bovendien gevoed door afwijkende stromingen die het geheel van het instituut deden wankelen. Ik zou daaraan het getuigenis van von Balthasar kunnen toevoegen, die het gebrek aan ernst afkeurde van de theologie die in naam van het concilie op de seminaries onderricht werd. Kardinaal Frings wiens houding vanaf de eerste dagen van het genoemde concilie bepalend geweest is, had vervolgens “diepe wroeging”.

Is Ratzinger dan veranderd, heeft hij zijn aanvankelijke “vooruitstrevendheid” achterwege gelaten? Dat is de stelling van zijn oud-collega Hans Küng, die beweert dat de verandering veroorzaakt is door de studentencontestatie en de herrie waarvan Ratzinger het voorwerp zou geweest zijn. Wat de betrokkene ontkent: “Tijdens mijn lessen is nooit het geringste incident gebeurd”. Wat niet belet dat zich in de universitaire wereld een klimaat van ideologische terreur verspreid had als gevolg van 1968. Peter Seewald evoceert trouwens de ergernisgevende houding van Küng die “u tientallen jaren lang, met zijn laster en kwaadsprekerij letterlijk achtervolgd heeft – door bijvoorbeeld te beweren dat u een bewakingssysteem had ingevoerd, de Stasi waardig. En dat u na uw ontslag de bedoeling had te heersen als een paus in de schaduw”. Deze hardnekkige vijandschap volgde na de vriendschap die de twee mannen lange tijd bij elkaar had gebracht, wat veelzeggend is voor de diepe breuk die zich in de Kerk had voorgedaan.

Men dient deze gegevens in het hoofd te hebben als men de latere bestemming van professor Ratzinger wil begrijpen. Hij had de roeping van professor door zijn intellectuele aanleg, zijn profiel als onderzoeker en zijn pedagogisch talent. Bovendien beseft hij het werk dat moet gerealiseerd worden in de richting die altijd de zijne geweest is en die hij in tegenstelling tot de beweringen van zijn tegenstanders, altijd gehandhaafd heeft. We herhalen dat deze lijn die van de herbronning is binnen de grote Traditie, naar het voorbeeld van Newman, met de wil een antwoord te geven op de uitdagingen van het hedendaagse denken. Maar in 1977 breekt Paulus VI het vaste ritme van zijn leven door hem naar voor te schuiven op de kardinaalszetel van München en Freising. De paus van het concilie wordt gedreven door de noodzaak een man tot de hoge hiërarchische verantwoordelijkheden te bevorderen die de tijdsproblemen beheerst en zich bekwaam toont met het gepaste onderscheidingsvermogen leiding te geven. Vijf jaar later, zal Johannes Paulus II hem naar Rome roepen, omdat zijn aanwezigheid absoluut aangewezen is wegens zijn doctrinaire soliditeit. Zijn langdurige samenwerking met de Poolse paus zal hem onlosmakelijk verbinden met de last van een buitengewoon pontificaat, en men had kunnen denken, zoals hijzelf trouwens dacht, dat de dood van de paus hem in zijn laatste jaren eindelijk zou bevrijden om zijn oorspronkelijk werk te voltooien.

Doch, de kardinalen gingen er anders over beslissen door hem de gevreesde opvolging op te leggen, waarvan hij de mogelijkheid weigerde onder ogen te zien, zo « dwaas, onredelijk » leek ze hem. Hij zou echter moeten beslissen de functie te aanvaarden, aangezien de “hakbijl” gevallen was. Het is ongetwijfeld te vroeg om een balans van dit pontificaat te maken, ook al was het eerder kort. Men kan tenminste enkele kostbare aanwijzingen bewaren van hem die deze taak op zich genomen heeft: “Wanneer men een pontificaat begint met 78 jaar, kan men geen grote veranderingen beogen en ruime perspectieven openen die men zelf niet tot een goed einde zou kunnen brengen. (…) Ten tweede, als het om grote veranderingen gaat, welke zouden het kunnen zijn? Het is belangrijk dat het geloof in de huidige tijd blijft. Volgens mij is dat de primordiale opdracht. Al het overige gaat om administratie kwesties en het was niet onmisbaar ze in orde te brengen binnen de tijdspanne die mij gegeven was”.

Van een paus theoloog onthoudt men het onderricht dat hij met zijn bevoorrecht charisma heeft kunnen geven. Maar deze man van het denken wist ook te besturen, indien nodig met energie, meer bepaald in pedofiliezaken. Hij deed op dat vlak trouwens niets anders dat de zware last afwerken die hij begonnen was op de congregatie voor de geloofsleer. Peter Seewald heeft niet nagelaten de pijnlijkste gebeurtenissen van die jaren aan te snijden waarin de aanvallen van de vijand, die van de gelegenheid gebruik maakte, niet ontbroken hebben. De affaire Williamson verschijnt in deze context als de meest schadelijke. De paus was niet ingelicht over de onzinnige uitspraken van deze afwijkende bisschop: “Terwijl de affaire reeds bekend was, leek het mij onbegrijpelijk, onvoorstelbaar dat niemand bij ons ervan bewust was”. Ik zou er wat mij betreft aan toevoegen dat het ook onvoorstelbaar is dat degenen die het wisten en de rechtstreekse medewerkers van Benedictus XVI waren, hem er opzettelijk niet over gesproken hadden. En het is onmogelijk Mgr. Fellay, overste van de Broederschap van de H. Pius X, te beschuldigen, die iemand terecht had ingelicht.

Ondanks de onaangenaamheden en pijnlijkheden die hij had meegemaakt, is het helemaal niet in een geestestoestand van mislukking dat Benedictus XVI besloten heeft zijn taak neer te leggen. Niet het schandaal van Vatileaks of de indruk ontoereikend te zijn, waren voor deze beslissing bepalend. Trouwens, de delicate zaken waren geregeld: “Ik heb me kunnen terugtrekken omdat de rust op dat vlak teruggekeerd was. Het was geen terugdeinzen onder druk, noch een vlucht omdat ik niet bekwaam zou geweest zijn deze zaken ten einde te voeren”. In alle eenvoud, zei de paus emeritus aan Peter Seewald hoe hij dit ontslag dat ongezien is in de geschiedenis van het pausdom, innerlijk en ten overstaan van God had voorbereid. Hij had op voorhand de tegenwerpingen opzij geschoven van degenen die menen dat Benedictus XVI door dit gebaar, de essentie zelf zou veranderen van de zending van de opvolger van Petrus en dat zij in zekere zin gedesacraliseerd zou worden. Inderdaad, op het ogenblik van het ontslag, was er een overvloed aan commentaren over de ommekeer binnen het instituut. Maar de meerderheid van degenen die zich zo uitdrukten, deden niets anders dan hun afkeer voor dit instituut uiten, dat onverdraaglijk voor hen was door zijn fundamentele oorspronkelijkheid. Dat heeft de opvolger van Benedictus XVI, Franciscus, niet belet zijn taak verder te zetten, met zijn eigen kwaliteiten, maar op zo’n manier dat het pausdom niet ophoudt mogelijkheden tot vernieuwing te tonen binnen de continuïteit van de dienst, waarvan Christus het mandaat aan Petrus gegeven heeft.

[1Dernières conversations, Benoît XVI avec Peter Seewald, Fayard, 288 blz., 22 Euro

 

Vertaling door Maranatha-gemeenschap

Namens pater Guy Borreman sj

Zr Lucienne