Op Calvarië is onze Heer door de Romeinse soldaten ter dood gebracht, maar zij waren géén offeraars. Neen, Jezus heeft op het kruis Zichzelf gehéél aan God opgedragen door vrijwillig voor onze zonden te sterven. Hij was de Zoon van God en niemand kon hem iets aandoen als Hij het zelf niet wilde. De Vader had Hem meer dan twaalf legioenen engelen kunnen sturen, als Hij er Hem om had gevraagd (Mat. 26,53).
Hij heeft, vrijwillig, zijn beulen laten begaan en daarmee zichzelf als slachtoffer aan God opgedragen; zo was hij priester en offerande tegelijk.
In de H. Mis komt Jezus werkelijk op het altaar tegenwoordig. Deze werkelijkheid is een “substantiële”: het is Jezus zélf die op het woord van de priester op het altaar neerdaalt en daar op een voor ons onbegrijpelijke wijze aanwezig komt, door de verandering van brood en wijn in Zijn verheerlijkt Lichaam en Bloed. Dit gebeurt ter gedachtenis aan zijn lijden en dood, zoals Hijzelf heeft gezegd: “Doet dit tot mijn gedachtenis”. Maar deze “gedachtenis” is een heel bijzondere. Wij kunnen iemand gedenken, die niet meer onder ons is door een beeld voor hem op te richten, door het houden van een redevoering, door een gedachte in ons hart. Maar de wijze waarop wij Jezus “gedenken” is een heel andere: hij komt in Persoon substantieel, onder ons tegenwoordig. Wanneer wij iemand in een redevoering gedenken, herinneren wij aan zijn daden. In de H. Mis “herinneren” wij aan Jezus’ kruisoffer, maar deze herinnering is heel bijzonder: door het woord van de priester, dat Jezus’ eigen woord is: Dit is mijn Lichaam, mijn bloed komt Hij op het altaar en door de dubbele kruisoffer, eigen woord is: Dit is mijn Lichaam, mijn Bloed, komt Hij op het altaar en door de dubbele consecratie: van brood én wijn, komt Hij onder ons als geofferd op Golgotha. De priester biedt hem de Vader aan, als geofferd op het kruis. Op deze wijze komt het kruisoffer sacramenteel onder ons tegenwoordig; het Concilie van Trente leert met recht dat Hij, die zich bloedig op het kruis voor ons heeft geofferd, zich onbloedig offert onder de H.Mis, die daarmee een waar offer is, in de eigenlijke zin. “Een en hetzelfde is het slachtoffer (hostia) dat zich nu geoffert door het dienstwerk der priesters (en) dat zichzelf op het kruis heeft geofferd, alleen op verschillende manier” (sola offererdi ratione diversa, DS 1743). Het H. Misoffer is zozeer één met het kruisoffer, dat het zonder het kruisoffer géén offer zou zijn. Het zou evenmin een offer zijn wanneer dezelfde Christus niet op het altaar zou komen, die eens voor ons aan het kruis heeft gehangen. Hiermee is het duidelijk dat de leer van de Kerk op dit punt niet in strijd is met die van de Brief aan de Hebreeën, maar die zelfs veronderstelt.