Nieuwsbrief 39: Johannes Paulus II en zijn “theologie van het lichaam”

Standaard

Nieuwsbrief XVI. 39, vrijdag 24 september 2021, pater Daniel

Goede vrienden,

We zijn geroepen om ons lijden en sterven met Christus te doorleven en zo te delen in Zijn verrijzenis. En onze hoogste navolging van Christus is de totale gave van onszelf in het sterven, in vrijheid en liefde. Ons lichaam sterft en vergaat, maar wij blijven eeuwig leven. Ziedaar de twee eigenschappen die nauw met elkaar verbonden zijn. We zijn niet geschapen om bij onszelf te blijven, alleen, maar om eens eeuwig te leven in God, die nu reeds in ons woont. De Oostenrijkse psychiater Victor Frankl (+ 1997) geeft hiervoor een duidelijk beeld. Hij overleefde meerdere concentratiekampen en kwam tot een diepe levenswijsheid. Hij vergelijkt de mens met het oog, dat gericht is op de schoonheid van de schepping en de mensen om ons heen. Een oog dat zichzelf ziet, is ziek. Hetzelfde geldt voor een mens.

Als mens vormen we een eenheid van lichaam en ziel. Alle communicatie gebeurt echter langs ons lichaam. Ook de geestelijke waarden kunnen we slechts uitdrukken dankzij ons lichaam. Dit bracht paus Johannes Paulus II ertoe om een “theologie van het lichaam” uit te werken. Theologie gaat over God en dus niet over het aardse lichaam. Met deze tegenstrijdige uitdrukking wilde Johannes Paulus II echter wijzen op de goddelijke taak van ons lichaam; het onzichtbare mysterie van God, zichtbaar maken. En God is een gemeenschap van personen, die leven in wederzijdse liefdevolle gave van zichzelf. Ook ons lichaam met zijn seksuele verscheidenheid heeft de taak om deze liefdevolle gave van zichzelf in een gemeenschap van personen uit te drukken. In het huwelijk wordt dit een unieke gemeenschap van personen, exclusief, trouw, vruchtbaar en gericht op eenwording, wat het boek Genesis noemt: “één vlees worden” (Genesis 2, 24). Zo kunnen man en vrouw met God worden tot “medescheppers” van nieuw menselijke leven en wel op oneindig gevarieerde wijze.

Vóór de oerzonde leefde de mens in wat Johannes Paulus II noemt: “een oorspronkelijke onschuld”, wat hem tot drie ervaringen bracht: eenzaamheid, gemeenschap en naaktheid. God vormt de mens uit de klei van de aarde en geeft hem zijn levensgeest. Hij heeft dus iets aards en iets goddelijks. Hij staat als het ware tussen de aarde en de hemel in. Dit gevoel van “eenzaamheid” of liever van “eigenheid” wordt nog groter wanneer hij tussen de dieren een gelijke zoekt maar niet vindt: “maar een hulp die bij hem paste vond de mens niet” (Genesis 2, 20). Vanuit dit zoeken naar een gelijke komt de mens tot de ervaring van gemeenschap. De mens vindt geen gelijke in de aarde en ook niet in de dieren maar wel in de vrouw die God geschapen heeft. Tot heden sprak Genesis algemeen over “de mens” (Hebreeuws: Adam; dam=bloed, adam=mens, adamah=aarde), vanaf nu gaat het over man en vrouw (Zachar, neqeva; iesj, isjah). En wanneer de man de vrouw ziet, jubelt hij het uit: “Eindelijk vlees van mijn vlees en been van mijn gebeente” (Genesis 2, 23). Het is deze verrukkelijke blik die de vrouw doet leven en waardoor ook de man zelf tot leven komt. Is deze verrukkelijke blik uitgedoofd, dan dooft ook de gemeenschap uit. In deze oorspronkelijke ervaring ontdekken man en vrouw dat zij in hun lichaam een afstraling zijn van God, een icoon van de Drie-eenheid in hun wederzijdse zichzelf gevende liefde. In elkaar ontdekken ze zichzelf én God, naar wiens beeld ze geschapen zijn. Ze leven in een liefdevolle harmonische overgave aan elkaar en aan God. Zij schamen zich niet voor elkaars naaktheid. Door de zonde komt er een breuk in de harmonie met God, met de medemens, met de schepping en een gebrokenheid in de mens zelf. Er treedt schaamte op en hun zien wordt bezoedeld door de begeerte van het kwetsend grijpen voor zichzelf.    Hun naakte lichaam is geen zuivere openbaring meer van Gods zelf vergeten liefde maar wordt vermengd met de begeerte naar bevrediging van eigen lust. Jezus stierf naakt aan het kruis om ons te bevrijden van de zonde en deze begeerte.  Door ons te verenigen met zijn verlossend lijden en sterven kunnen wij terugkeren naar een herwonnen onschuld, die in ons is blijven sluimeren.

Het is niet goed dat de mens alleen blijft. Ik ga een hulp maken die bij hem past” (Genesis 2, 18). We kunnen dit onmogelijk interpreteren alsof God iets niet goed heeft voorzien, zoals een architect die een huis uittekent en dan pas ziet dat het veel te klein is. De verandering kwam er omwille van de zonde van de mens. Moeder Agnes-Mariam spreekt in haar overwegingen over de eerste hoofdstukken van Genesis daarom over het plan A, B en C. God past zijn oorspronkelijk plan na het zondig gedrag van de mens telkens aan. Het “alleen blijven” heeft hier dezelfde betekenis als in Jezus’ woord: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: als de graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft hij alleen: maar als hij sterft, brengt hij veel vrucht voort” (Johannes 12, 24). Het gaat er uiteindelijk om dat we door Christus intreden in de gemeenschap met God, die de mens schiep voor de heerlijkheid met Hem. Door de oerzonde heeft de mens deze uitnodiging afgewezen. Nu schept God een “hulp” voor de mens opdat ze samen als man en vrouw in gemeenschap zouden treden met Hem. Zo niet, worden ze teruggeworpen op zichzelf en blijven alleen. En we treden in volledige gemeenschap met God door het offer van de totale gave van onszelf. Jezus zegt dat Hij liever geen offers meer wil maar wel barmhartigheid (cf. Matteüs 9, 13). Hoe kunnen we dit verstaan wanneer het hele boek Exodus een beschrijving is van de bouw van het heiligdom en het voltrekken van offers? Jezus wil het kwaad en het geweld niet bedwingen door het veroordelen en offeren van schuldigen. Dat is de samenvatting van de gehele mensengeschiedenis vóór Hem. Hij zal de schuld van anderen op zich nemen en zijn eigen leven als offer aanbieden. Dat is het begin van een geheel nieuw tijdperk. Daarmee openbaarde Hij wat verborgen was vanaf de grondvesting van de wereld (cfr Mattheüs 13, 35). De mensheid was zich niet bewust dat ze leefde van het bestraffen en offeren van schuldigen om het kwaad en het geweld te bedwingen. In de plaats hiervan stelt Jezus het offer van zichzelf, waarmee een nieuw tijdperk begint.

Johannes Paulus II heeft zijn “theologie van het lichaamvooral willen ontwikkelen als steun aan de leer die paus Paulus VI gaf in zijn encycliek “Humanae vitae” (1968). Het westen verkeerde in een “contraceptieve roes” en heeft deze leer niet begrepen en grotendeels verworpen. Mens zijn is zichzelf totaal in liefde geven aan God en aan de medemens. Paulus VI begreep dat de contraceptie een fatale aanslag is op de algehele, wederzijdse liefdevolle overgave van zichzelf in het huwelijk. Hij waarschuwde voor de catastrofale gevolgen. De geschiedenis gaf hem ruimschoots gelijk, hoewel velen dit nog steeds niet lijken te beseffen (1).

(1)     MAES D., Hoe een paus gelijk kreeg. Nieuwe perspectieven na een halve eeuw contraceptie, De Blauwe Tijger, 2019. Aan deze brede en ruime studie hebben we verschillende jaren gewerkt en bovendien belangrijke hulp gekregen van eminente deskundigen uit de geneeskunde, die zich bijzonder in deze materie hebben verdiept. Samenvatting van de ”Theologie van het Lichaam” blz. 194-202. Boeiende voorstelling door HEALY Mary, Mannen en vrouwen komen uit EdenEen handleiding bij de Theologie van het Lichaam van Johannes Paulus II, Betsaida, 2019.

P. Daniel