Nieuwsbrief XVII 2, Syrië, vrijdag 7 januari 2022, pater Daniel

Goede Vrienden,
Na onze overwegingen over de menselijke waardigheid hebben we eind oktober vorig jaar onze aandacht gericht op de Eucharistie. Na enkele onderbrekingen beschouwen we nu de Eucharistie nog vanuit het verleden, het heden en de toekomst. Eerst handelen we over de Eucharistie als “herinnering” of “gedachtenis”.
De woorden van Jezus: “Doe dit tot, mijn gedachtenis” nodigen ons uit, niet alleen om de ritus van de Eucharistie te blijven vieren, maar ook om zijn levensoffer in gedachten te houden en na te volgen, zoals we een vorige keer al hebben toegelicht met “het charisma van de voetwassing”. Dit is als het ware de objectieve realisatie van de Eucharistie als gedachtenis. We voegen hier nu een subjectieve betekenis aan toe, nl. de persoonlijke beschouwing en aanbidding. Hiervan gaven zovele gewone gelovigen, heiligen en mystici doorheen de eeuwen ons een voorbeeld. Het is de subjectieve weg van de beschouwing. Met beschouwing, de gedachtenis of de “her-innering (het Latijnse “re-cor-dare” = opnieuw een hart geven), bedoelen we het liefdevol gedenken, waarbij hart en geheugen intens met elkaar verbonden zijn (wat juist de betekenis is van het Hebreeuwse woord: lamed vav: lev = hart).
De Emmaüsgangers zijn hiervan een goed voorbeeld. Na het drama van Golgota, gaan ze zeer droevig naar huis. Onderweg ontmoeten zij de verrezen Heer die ze niet herkennen maar die hen de Schriften verklaart. Zij kenden de Schriften en hadden ook het verschrikkelijk lijden en sterven van Jezus meegemaakt. Aan hun geheugen haperde niets maar er was een kortsluiting met hun hart. Nu zijn ze totaal verward en geestelijk verlamd. Jezus herstelt deze verlamming door zijn uitleg en ze zeggen: “Brandde ons hart niet in ons terwijl Hij onderweg met ons sprak en ons de Schriften ontsloot?” (Lucas 24, 32). De kortsluiting is hersteld. Het “liefhebben met het geheugen” gaat weer samen met een “branden van het hart”. Dit is uiteindelijk de zin van iedere liturgische viering: men herdenkt een heilsgebeuren uit het verleden en men ontvangt daarvan nu dezelfde vruchten: een liefdevol vieren en tegelijk beleven.
Deze “eucharistische gedachtenis” is gericht op God én op de mens. Het is als een kind dat aan zijn vader het goede in herinnering brengt: Gedenk Vader, het offer van uw Zoon…. De consecratie is als een vertellen aan de Vader wat Jezus deed. Verder wordt in deze gedachtenis heel de Kerk betrokken, de zegevierende, lijdende en strijdende Kerk: Herinner U Abraham, Isaak en Jakob, herinner U David, herinner u de namen van onze dierbare overledenen, herinner U hen die ons nu besturen…Vervolgens is de “dienst van het Woord” eveneens een uitnodiging tot gedachtenis. Het Woord Gods wordt ons gegeven opdat we het in ons hart-geheugen zouden bewaren en ernaar handelen. Ook de voorbereiding op de Communie en de dankzegging daarna zijn geschikte ogenblikken om in beschouwing bij de Heer te vertoeven. “Zie het Lam Gods…” is een uitnodiging tot biddend beschouwen.
In de christelijke traditie zijn verschillende vormen ontwikkeld om te komen tot een voortdurend liefdevol denken aan Jezus. Eén bijzondere vorm hiervan is het Jezusgebed, vooral in het Oosten ontwikkeld: het voortdurend herhalen van de naam van Jezus of “Jezus, Zoon van de levende God, ontferm U over mij” naar het voorbeeld van het beroemde en ontroerende verhaal van de Russische pelgrim (“De ware verhalen van de Russische pelgrim”). Hierdoor kunnen onze al te menselijke gedachten gelouterd worden om in de geest steeds meer één te worden met God. Een uitmuntende vorm van beschouwing is de stille aanbidding voor het uitgestelde Allerheiligste Sacrament, waarover de Catechismus van de Katholiek Kerk (1992) kortweg zegt: “Door de verdieping van het geloof in de werkelijke tegenwoordigheid van Christus in zijn Eucharistie heeft de Kerk de zin ontdekt van de stilzwijgende aanbidding van de Heer, aanwezig onder de eucharistische gedaanten” (nr. 1379). Sinds de late middeleeuwen is er nauwelijks nog een heilige geweest die niet in deze zin een bijzondere “eucharistische heilige” kan genoemd worden. De heilige Johannes Paulus II geeft in zijn brief van Witte Donderdag (1980) verschillende vormen aan: persoonlijk gebed voor het Allerheiligste Sacrament, aanbiddingsuren, uitstelling voor korte of lange tijd, een jaarlijks veertigurengebed, het eucharistisch lof, de sacramentsprocessie en de eucharistische congressen. Deze brief eindigt met de verzuchting: “Dat onze aanbidding toch nooit ophoude”. In de ijver voor grote pastorale activiteiten wordt aanbidding dikwijls vergeten. Nochtans kunnen pastorale projecten slechts vrucht dragen vanuit een geest van aanbidding. De praktijk van aanbidding bij het Uitgestelde Sacrament is in het oosten als zodanig minder ontwikkeld omdat heel hun liturgie beschouwd wordt als één aanbidding, die aansluit bij de hemelse liturgie, die reeds lang bezig was en die verder gaat wanneer de aardse viering eindigt. Deze hemelse aanbidding wordt overigens ook uitgedrukt door de vele iconen van Christus, Maria en de heiligen op het plafond en de muren van oosterse kerken.
Tenslotte is Maria bij uitstek de “Moeder van de herinnering” en de stille liefdevolle aanbidding. Zoals de heilige Augustinus het met een Latijnse woordspeling uitdrukt, heeft zij Jezus in geloof in haar geest ontvangen vooraleer Hem fysisch in haar schoot te ontvangen (“prior in mente deinde in ventre”). Bij het terugvinden van de 12-jarige Jezus in de tempel, schrijft Lucas (3, 51): “Zijn moeder bewaarde alles wat gebeurd was in haar hart”. Vervolgens is Maria de eerste leerlinge van Jezus tijdens zijn openbaar leven. Ze is Hem gevolgd en heeft zijn woord ook volbracht. Moeder wordt men door leven te ontvangen en het ter wereld te brengen. Daarop zinspeelt Jezus wanneer Hij zegt: “Mijn moeder en mijn broeders zijn zij, die het woord van God horen en er naar handelen” (Lucas 8, 21). “Veeleer gelukkig die naar het woord van God luisteren en het onderhouden” (Lucas 11, 28), En dit geldt op de eerste plaats voor Maria. Zij heeft niet zoals Hagar haar kind in de woestijn onder een struik alleen gelaten en gezegd: “Ik kan mijn kind niet zien sterven” (Genesis 21, 15). Maria was welbewust in Jeruzalem gedurende zijn dramatische veroordeling, geseling en verschrikkelijke kruisweg en zij stond onder zijn Kruis terwijl Hij stierf! Moeders hebben meestal de herinnering van de geboorte van hun kind en verder van een groot deel van hun leven, maar zijn reeds gestorven wanneer hun kinderen zelf oud worden. Maria heeft alles van Jezus’ leven zeer intens en van nabij meegemaakt, van voor zijn geboorte tot na zijn dood, verrijzenis en hemelvaart. Zij staat in het hart van het mysterie van de Menswording, van Pasen en van Pinksteren. En bij het ontstaan van de Kerk verzamelen de apostelen zich eensgezind rond Maria (cfr. Handelingen 1, 14). Zij draagt in zich de gehele schat van de herinnering van de Christus mysteries. Bovendien heeft zij op eminente wijze deze mysteries beleefd. Zij is bij uitstek de “Moeder van de herinnering” en van de stille aanbidding, die de bron zijn van het christelijk leven.
P. Daniel