De H. Aartsengel Michaël en de Eindstrijd – met teksten van Zr. Maria van Agreda

Comment 1 Standaard
H. Aarstengel en Lucifer

Zijn afbeelding bekijkend, als de Aartsengel tegen de Draak strijdt en hem in de hel stort, denkt men onwillekeurig aan het twaalfde hoofdstuk van de geheime openbaring, waar staat:

“Toen barstte een strijd in de Hemel los: Michaël met zijn engelen streed tegen de Draak; ook vochten de Draak met zijn engelen. Maar de laatsten legden het af, en er was geen plaats meer voor hen in de Hemel” (Openb.12.7-8).

De H. Johannes spreekt van hetgeen er gebeurd was, en weliswaar in het begin. In het begin schiep God hemel en aarde. Het ‘begin’ bestond daarin, dat de Almachtige God, in Zichzelf onveranderlijk blijvend, als het ware uit Zich naar buiten trad, om buiten Zichzelf de schepselen te doen ontstaan. De schepselen zijn dan begonnen, een eigen bestaan aan te nemen, en God is als het ware begonnen, van zijn schepping te gaan genieten, als van werken, welke, elk op zijn manier, volmaakt waren. (Zr. Maria van Agreda, B.1, hfdst.7)

God sprak, het worde licht! En het werd licht! Mozes spreekt hier niet alleen over het lichamelijke licht, maar ook over het geestelijke licht, welke de engelen zijn. Het zinnebeeld van het licht is zeer eigen aan de natuur van de engel, en in bredere zin heeft het ook de verlichting en genade te betekenen, waarmee zij bij hun schepping begiftigd werden. De Heer scheidde weldra het licht van de duisternis en noemde het licht dag, de duisternis nacht. Deze scheiding vond niet enkel plaats tussen de natuurlijke dag- en nacht tijd, maar ook tussen de goede en kwade engelen. Aan de goede engelen verleende God het eeuwige licht van zijn Aanschouwing en noemde deze dag; de eeuwige Dag. De kwade noemde Hij nacht van de zonde en wierp hen in de eeuwige duisternis van de hel.

Waarom ontstond eigenlijk de grote strijd in de Hemel?

De engelen moesten, zoals ook later de mens, een beproeving ondergaan, om het loon, de Hemel, enigermate te verdienen. Die beproeving bestond hierin, dat God zich in drie Personen aan de engelen bekend maakte. Hij liet hen zijn plannen zien, in het bijzonder, dat Hij nog andere schepselen, de mensen, wilde doen ontstaan, in een lagere natuur dan die van de engelen. De tweede Persoon van de Allerheiligste Drievuldigheid zal mens worden en zal zich met deze lagere natuur verenigen. Hij zal door een maagd deze natuur (het vlees) aannemen. De Zoon zal werkelijk God en werkelijk mens zijn in één Persoon. De Zoon zal door alle engelen aanbeden en vereerd worden als hun Koning en Heer. Ook zijn maagdelijke Moeder zal door allen als hun Koningin en Meesteres erkend en vereerd worden. God liet hen ook het loon zien, dat hen te wachten stond, als zij dat doen, wat Hij van hen verlangt, maar ook de straf, die zij in eeuwigheid moeten ondergaan, als zij zich tegen Zijn bevel verzetten (Maria van Agreda, B.1 hfdst.7).

Deze beproeving of dit geheim beschrijft de H. Johannes in de Apocalyps (Openb.12.1): Nauwelijks had God aan de engelen Zijn Wil bekend gemaakt, of daar gebeurde iets zeer tragisch en voor ons onvoorstelbaar. De grootste, intelligentste en machtigste engel, Lucifer, keert zich tegen het bevel van God uit trots en nijd. En hij riep ook de andere engelen op, die hem volgden, hetzelfde te doen. Daarop begon de grote strijd in de Hemel. Het was een geestelijke strijd tussen gerechtigheid en ongerechtigheid, tussen waarheid en leugen.

Lucifer heeft in zijn waanzinnige hoogmoed God verweten dat het onbillijk is, als Hij de menselijke natuur boven die van de engelen stelt. “Ik ben de hoogste en mooiste engel zei lucifer en mij komt de triomf toe. Ik zal mijn troon boven de sterren (engelen) plaatsen, aan de Allerhoogste wil ik gelijk zijn. Aan niemand zal ik mij onderwerpen, die van geringere aard is dan ik. De Zoon die deze Vrouw zal baren, is van een geringere natuur dan de mijne. Ik zal Hem verslinden en te gronde richten. Ik zal mijn aanhang tegen Hem aanvoeren. Ik zal een leer verkondigen, die Zijn denkbeelden en wetten, die Hij zal opleggen, tegenspreekt. Ik zal een eeuwige strijd tegen Hem voeren en vijandschap met Hem hebben.”

In zijn onmetelijke onbeschaamdheid en hoogmoed eiste hij nog van God, dat de menswording door zijn persoon zou gebeuren.

Uit deze brutale en godslasterlijke woorden van Lucifer kennen wij zijn oneindige hoogmoed en zijn onuitsprekelijke slechtheid. Als straf werd hij dan, hij die de mooiste der engelen was, in een lelijke draak veranderd. Dit beschrijft de H. Johannes in de Apocalyps met de woorden: “Nog een ander teken verscheen aan de hemel. Zie, een grote rossige Draak met zeven koppen en tien horens, en op zijn koppen zeven kronen. Zijn staart sleepte het derde deel van de sterren (engelen) des hemels weg, en wierp ze op aarde. En de Draak stelde zich op tegenover de Vrouw, die op het punt stond te baren, om zodra zij gebaard had, haar Kind te verslinden” (Openb. 12.3-4). De zeven koppen betekenen de zeven legioenen (engelen), die met hem gevallen zijn. Ook de zeven hoofdzonden. De tien hoorns op de koppen betekenen zijn waanhoogmoed en de triomf van zijn ongerechtigheid en slechtheid.

De slechtheid en de waanzinnige hoogmoed van Lucifer wekte de toorn van de Heer op en Hij sprak tot hem: “Deze Vrouw, die gij niet wilt eren, zal u de kop verpletteren. Zij zal over u zegevieren en uw macht vernietigen, en zoals door uw hoogmoed de dood in de wereld zal komen, zo zal door de nederigheid van deze Vrouw het leven en heil over de stervelingen komen. Zij zullen het loon en de kronen ontvangen, die gij met uw aanhang verloren hebt” (Zr. Maria van Agreda, B.I, hfdst.7).

Zulke vermetelheid en een zo grote slechtheid tergden ook de goede engelen, in het bijzonder de H. Aartsengel Michaël. Hij was de eerste die zijn trouw en liefde aan God, aan het mensgeworden Woord en Zijn Moeder betuigde en de eer, die Hen toekomt, verdedigde. Zoals de afvalligen zich aan de zijde van de Draak opstelden, zo volgden de goeden en getrouwen de H. Michaël. En hij, uitgerust met de kracht van God en bewapend met zijn eigen nederigheid, streed met de toestemming van God dan met alle goede engelen tegen de Draak en sprak tot hem: “Waardig is de Allerhoogste de eer, de lofprijzing en de verheerlijking, waardig is Hij, liefde, eerbied en gehoorzaamheid van alle schepselen te ontvangen. Hij is machtig alles te doen, wat Zijn Wil verlangt, en niets kan Hij verlangen, wat niet het hoogste recht is.

Hij, die ongeschapen is – voerde de H. Aartsengel Michaël verder aan – is van geen wezen afhankelijk, heeft uit genade ons gegeven wat we bezitten, doordat Hij ons uit niets geschapen en gevormd heeft. Hij kan ook andere schepselen voortbrengen, wanneer en hoe naar Zijn welbehagen. Daarom is het rechtvaardig, dat wij, in deemoed voor Hem neervallend, Zijne Majesteit en Koninklijke Hoogheid aanbidden. Komt dus, Gij Engelen, volgt mij na! Laat ons Hem aanbidden en Zijn wonderbare, geheime oordelen en Zijn volmaaktste, heilige werken lofprijzen.

Laat ons Hem aanbidden – sprak verder de H. Aartsengel Michaël – en Hem dank zeggen voor het wonderbare werk waartoe Hij besloten heeft voor de Menswording, voor de uitverkiezing van Zijn volk en het herstel hiervan, als het mocht vallen! En die Persoon in twee naturen, de goddelijke en menselijke, willen wij aanbidden, eren en als ons Hoofd beschouwen. Wij willen belijden, dat Hij alle eer, lofprijzing en verheerlijking waardig is, en Hem als de grondlegger van alle genade en glorie macht en godheid toekennen” (Zr. Maria van Agreda, B.1, hfdst.9).

Op de lasteringen van Lucifer, welke hij over de Moeder van God uitgesproken had, antwoordde hem de H. Aartsengel Michaël: “Wie is hij, die zich wil vergelijken met of zich gelijksoortig houdt aan de Heer, die in de Hemel woont? Zwijg, jij vijand met je lasteringen! De onrechtvaardigheid heeft je in bezit genomen, daarom weg met jou uit ons gezelschap, jij rampzalige! Verdwijn met je blinde domheid en slechtheid in de duistere nacht en verwarring van helse pijnen! Wij echter, de geesten van de Heer, wij willen ons neerwerpen voor deze gezegende Vrouw, die aan het Eeuwige Woord het menselijk vlees zal geven; wij willen Haar eerbied betonen en Haar als onze Koningin erkennen” (Zr. Maria van Agreda. B.1, hfdst.19).

Wij weten uit deze woorden, dat de H. Aartsengel Michaël ook de eerste en grootste Maria vereerder was en is. Geen schepsel had Maria, de Moeder van God, ooit zo bemind en geëerd als hij. Nadat hij zo gesproken had, slingerde hij toen de in een draak veranderde Lucifer de Hemel uit met deze onoverwinnelijke woorden: “Wie is als God!” Dit woord was zo heilzaam, dat het de trotse reus met al zijn scharen deed verpletteren en hem met verschrikkelijke schaamte in de diepste afgrond van de aarde liet neerstorten. Nu kreeg deze tot zijn ongeluk en tot straf nieuwe namen als: Draak, Oude Slang, Duivel, Satan; namen, welke de H. Aartsengel Michaël hem in de strijd gegeven had en welke zijn onrechtvaardigheid en boosaardigheid uitdrukken. Deze val beschrijft de H. Johannes in de Apocalyps (Openb.12.9).

De strijd is in de Hemel beëindigd, maar hij wordt hier op aarde voortgezet. De draak weet het, dat hij maar weinig tijd heeft en deze geringe tijd gaat snel ten einde. Gedreven door zijn boosheid en grote haat tegen de mensen fluistert hij hen het tegendeel in. Deze misleidingmanoeuvre gelukt hem zelfs zeer makkelijk en loopt helemaal volgens zijn verleidelijk plan. Want de tegenwoordige mensheid is door de verworvenheden van onderzoek, techniek en wetenschap zo aanmatigend en verblind geworden, dat de meesten blindelings alles aannemen, wat onder de leuze “wetenschap” verspreid wordt. Zo verspreidt Satan door valse wetenschappers de opvatting, dat er nog veel tijd zou zijn, nog vele miljoenen jaren, en de mensheid zou pas aan het begin van het moderne leven staan. De waarheid is echter juist het tegendeel. Wij hebben nog maar zeer weinig tijd. Dat heeft ons de Moeder Gods in La Salette, in Fatima en andere oorden onmiskenbaar duidelijk geopenbaard. Daarover bestaat geen twijfel.

Zoals in het begin van de tijden in de Hemel de H. Aartsengel Michaël de strijd tegen de draak aangevoerd en hem verslagen heeft, zo doet hij het vandaag hier op aarde aan het einde der tijden, om de Kerk van God, de eer van de Moeder Gods en de uitverkorenen te verdedigen en over de eindstrijd te beslissen. Dit heeft reeds de profeet Daniël voorspeld, als hij over het einde der wereld profeteerde en schreef: “In die tijd zal Michaël, de Aartsengel, opstaan, die de kinderen van uw volk beschut. Het zal een tijd van benauwdheid zijn, zoals er nog nooit is geweest tot die dag, sinds er volkeren bestaan. Maar uw volk zal in die tijd worden gered; allen, die staan opgetekend in het boek” (Dan.12.1).

Deze ‘tijd van verdrukking, zoals er nog nooit is geweest’ beleven wij nu. De Moeder Gods heeft ons daarop dikwijls opmerkzaam gemaakt. De H. Aartsengel Michaël strijdt niet alleen. Alle engelen strijden met hem. Hij is echter de sterkste, machtigste, de Vorst van de hemelse Heerscharen. God heeft hem die plaats gegeven, die Lucifer verloren had, als beloning voor zijn grote liefde en deemoed. Wat voor een plaats hij vroeger temidden van de engelen had weten wij niet. Maar dit weten wij, dat hij de eerste van alle engelen was, die zich, gedreven door zijn trouw en grote liefde tot God en diens Moeder, tegenover de machtige Lucifer stelde en hem aangevallen heeft. De eindstrijd tussen de H. Aartsengel Michaël en de draak is reeds lang begonnen. In La Salette zei de Moeder Gods: “In het jaar 1864 zal Lucifer met een grote schare duivels losgelaten worden.” Nu in onze tijd spelen zich de laatste uren van deze strijd af.

Zoals het echter reeds altijd was, hebben velen oren, maar zij horen niet, hebben zij ogen, maar zij zien niet. De meeste mensen zijn door de leugenachtige propaganda van de wereld en de sluwheid van de duivel verleid en verblind. De oorzaak van deze verblinding is de waanzinnige hoogmoed van de huidige wereld, die zich inbeeldt zo machtig te zijn, als God zelf. God wordt daardoor uitgedaagd, en de arme mensheid zal ondanks zijn verworvenheden en ondanks al zijn instrumenten, die zij in de atmosfeer zendt, te gronde gaan.

Wij moeten dus onze ogen en oren openen om naar de stem van Onze Hemelse Moeder te luisteren en de tekenen van dit tragische uur van de mensheid te verstaan en tezamen met de H. Aartsengel Michaël strijden. Hij was voorzien van de kracht van God en bewapend met zijn eigen deemoed. Zich bewapenen met de kracht van God betekent, zoveel mogelijk bidden, in het bijzonder de Rozenkrans. Laten wij als de H. Aartsengel Michaël, zeer deemoedig zijn, want de deemoed is het sterkste wapen tegen de waanzinnige hoogmoedige draak.

De apostelen vroegen op een dag een Jezus: “Wie is de grootste in de Hemel?” en Jezus antwoordde hen: “Wie de kleinste is onder jullie allen, die is de grootste” (Luc.9.48). Het laat zich makkelijk raden, dat, als de H. Aartsengel de machtigste engel is, hij de kleinste en deemoedigste van allen was. Hij heeft door zijn deemoed de draak uit de Hemel gestort, omdat de mateloze trotse draak de deemoed niet verdragen kan. Waar hij deemoed ziet en vindt, daar vandaan vlucht hij. Aan de deemoedigen, de kleinen geeft God zijn genade en kracht.

Het is dus de H. Aartsengel Michaël, die van alle engelen God het meest bemint, Hem het diepst vereert en aanbidt en Hem het allereerst tegen de draak verdedigde. Hij is het ook, die tegelijkertijd de Moeder Gods het meest beminde en vereerde en met zijn hele kracht verdedigde. Daarom is hij de lieveling van de Moeder van God. Hij verlaat haar nooit, waar Zij is, daar is hij ook met zijn engelen.

Het is van zelf sprekend, dat nu in deze eindstrijd, die de draak tegen de Kerk van Jezus Christus en tegen Zijn Moeder voert, de H. Aartsengel Michaël weer naar voren treedt met de hele hemelse legerschare van engelen, om de draak voor eens en altijd te bestrijden, zoals de profeet Daniël voorzegd heeft. Want de H. Aartsengel Michaël is de beschermheilige van Jezus’ Kerk, en God heeft de uitverkorenen onder zijn hoede gesteld en hem de opdracht gegeven, allen, die door het kostbaar Bloed van Jezus Christus vrijgekocht zijn, in het eeuwig Rijk van God binnen te voeren.

Wij hebben gezien, wie de H. Aartsengel Michaël is. Hij bezit de grootste liefde en verering tot God en Zijn Moeder Maria. Hij is de machtigste van alle engelen, de Vorst van de Hemel, omdat hij de kleinste en de moedigste was. Staan wij hem bij in deze eindstrijd met onze gebeden en offers, bijzonder echter door onze ware deemoed. Dan zal hij ons nu in dit grote gevaar verdedigen en redden. En hij zal het ook zijn, die ons na de overwinning bij de Moeder Gods en bij God zal brengen.

Pater Johannes Dlustusch, SDB, 8 mei 1980, feestdag Verschijning van de H. Aartsengel Michaël.

Gebed

Heilige Aartsengel Michaël, glorievolle Prins der hemelse legermachten, verdedig ons in de strijd tegen de satanische vorsten en machten, tegen de heersers van de wereld der duisternissen, tegen de boze geesten in de lucht (Ef,6.12). Kom de mensen te hulp, die God naar Zijn beeld en gelijkenis geschapen heeft (Wijsh.2.23) en tegen zo’n hoge prijs verlost heeft van de tirannie van de duivel (1 Kor.6.20). De H. Kerk vereert U als haar bewaker en beschermer, gij aan wie de Heer de verloste zielen toevertrouwd heeft, om ze binnen te leiden in het hemels geluk. Smeek dus de God van de vrede Satan onder onze voeten te verpletteren, opdat hij de mensen niet meer gevangen houdt in zijn kettingen en de Kerk niet meer vermag aan te vallen. Biedt de Allerhoogste onze gebeden aan opdat Gods barmhartigheid snel over ons neer daalt. Grijp gijzelf de draak, de oude slang dat is de duivel of Satan en werp hem geboeid in de afgrond, opdat hij de volkeren niet meer zou verleiden (Openb.20.2-3). Amen. – Paus Leo XIII

Een gedachte over “De H. Aartsengel Michaël en de Eindstrijd – met teksten van Zr. Maria van Agreda

Reacties zijn gesloten.