
Nieuwsbrief Pater Daniel XVI.23, 4 juni 2021
Goede Vrienden,
Wie leeft zonder te willen sterven, zal sterven zonder geleefd te hebben. Sterven hoort wezenlijk bij het leven en begint al bij de geboorte. Heel ons leven is tevens een sterven aan onze oude mens om de “nieuwe mens” te laten geboren worden: “Bekleedt u met de nieuwe mens, die naar Gods beeld is geschapen in ware gerechtigheid en heiligheid” (Efeziërs 4, 24). Zo is ons hele leven een strijd tegen ons diep geworteld egoïsme en onze zelfzucht, om vrij te worden voor een onverdeelde inzet voor anderen en voor God. Alleen op die wijze kunnen we de samenleving verbeteren. Als de onuitputtelijke rijkdom van Jezus’ Evangelie voor u door te veel slordig gebruik, als versleten pasmunt geworden is en geen inspiratie meer biedt, verpoos dan even bij de mystiek-religieuze poëzie van de Indisch-Bengaalse dichter-filosoof Rabindranath Tagore (+ 1941), de “Bengaalse nachtegaal”, die eindeloos het leven en de dood kon bezingen als de oevers van eenzelfde stroom die uitmondt in de eeuwigheid.[1]
Laat dit mijn inleiding zijn op “de sociale leer van de Kerk”, een bron die in onze tijd te weinig gekend en benut wordt. We willen deze leer nu eerst situeren en een volgende keer trachten we enkele toepassingen te maken.
Sociale rechtvaardigheid is niets anders dan authentiek christelijk leven zelf, vervat in de heilige Schrift. Christenen hebben dikwijls de maatschappij ten goede gekeerd maar op het einde van de 19e eeuw gebeurde dit op bijzondere wijze. Vanaf dan spreken we van een echte “sociale leer van de Kerk”. Er heerste al een eeuw lang een antiklerikale en antichristelijke geest. Hieruit ontstond in 1789 een stoere Verklaring van de rechten van de mens en van de burger. In 1848 schreef Karl Marx zijn Communistisch Manifest maar de stroom van “socialistische” acties kwam pas een halve eeuw later op gang en Marx kreeg zijn officiële bevestiging pas in de Russische Oktoberrevolutie van 1917. Kerk en staat waren zich aan het herstellen van de verwoesting van de Franse Revolutie. De industriële revolutie bracht fabrieksarbeid in plaats van thuisarbeid, terwijl machines de handenarbeid vervingen. Technische vooruitgang en liberale ideologie veroorzaakten ook wantoestanden. De onderliggende gedachte was: er is groot kapitaal nodig om machines aan te schaffen die voor de vooruitgang zorgen en ondertussen moeten de lonen laag blijven. De gevolgen waren: onmenselijke arbeidsduur en -voorwaarden, hongerlonen, vrouwen- en kinderarbeid.
Talrijke christenen zetten zich heldhaftig in op sociaal, politiek en economisch gebied, waardoor sterke christelijke, sociale bewegingen ontstonden. Frédéric Ozanam (+ 1853) was een van de stichters van de Vincentiusvereniging in Frankrijk. In Duitsland ontstond een generatie katholieke, sociale pioniers onder leiding van Mgr. Von Ketteler (+ 1877) bisschop van Mainz, de priester Adolf Kolping, (+ 1865), die het internationaal Kolpingwerk stichtte en baron Karl Freiherr von Vogelsang (+ 1890). In België werd kanunnik J. Triest (+ 1836) de stichter en bezieler van de Broeders en Zusters van Liefde met hun enorme toewijding voor verwaarloosde kinderen, zieken, gehandicapten. En de Schaarbeekse priester Jozef Cardijn (+ 1967) stichtte in 1925 een beweging voor jonge arbeiders en arbeidsters, de “Kajotters”, die fabrieken met een christelijke geest doordrongen. Twee jaar voor zijn dood werd Cardijn tot kardinaal verheven. Priesters, religieuzen en christengelovigen richtten allerlei “sociale voorzieningen” op voor armen, wezen, weduwen terwijl charitatieve instellingen zoals hospitalen en scholen, als paddenstoelen uit de grond oprezen. Het is veel te weinig bekend dat zij de grondleggers zijn van onze zogenaamde “welvaartsmaatschappij”. De pauselijke nuntius in Brussel leerde deze “sociale katholieken” kennen en toen hij paus Leo XIII werd schreef hij in 1891 de encycliek “Rerum Novarum” die de “magna charta” of “grote keure” werd van “de sociale leer van de Kerk”. Zijn kordate aanpak van de erbarmelijke behandeling van de fabrieksarbeiders en de relatie tussen kapitaal en werk, zal door latere pausen overgenomen worden. Hij wijst het socialisme als streven naar een communistische eigendomsopvatting af, omdat hiermee het recht op eigendom en het natuurrecht geschonden worden. Vervolgens stelt hij in plaats van klassenstrijd een samenwerking voor tussen Kerk, staat en belanghebbenden, nl. werkgevers en werknemers. Hij stelt dat de staat zorg moet dragen voor het algemeen welzijn en de waardigheid van de arbeiders moet beschermen. Arbeiders moeten een rechtvaardig loon krijgen voor hun levensonderhoud en de mogelijkheid om een bepaald persoonlijk bezit te verwerven. Zij hebben recht op verenigingen en vakverenigingen.
De sociale onrechtvaardigheid jegens arbeiders op het einde van de 19e eeuw deed een menigte “sociale katholieken” opstaan die de samenleving hebben veranderd. Het mensonwaardige leven dat nu (2020-2021) wordt opgelegd is nog veel schrijnender. Nu wordt niet één groep van burgers uitgebuit maar een hele wereldbevolking. Het covid-19 virus wordt hierbij als voorwendsel gebruikt en de sluwe opvoering van een panische schrik als middel om een werelddictatuur af te dwingen, met behulp van corrupte regeringen als medeplichtigen. Dit kan en moet gestopt worden door een terugkeer naar het Evangelie en “de sociale leer van de Kerk”.
*
In Flitsen geven we nieuws uit de gemeenschap. Over de recente presidentsverkiezingen geven we een nabespreking in Een aardbeving met naschokken. En dit nog geeft goede informatie over Syrië, corona, geopolitiek, geloof en Kerk.
[1] TAGORE, Zwervende vogels, Wereldbibliotheek Amsterdam: “Wees stil, mijn hart, deze grote bomen zijn gebeden” (blz. 31)“De stempel van de dood geeft waarde aan de munt van het leven…” (blz. 32); “De fontein van de dood doet het stille levenswater opspringen” (blz. 60); “Dit leven is het oversteken van een zee… In de dood bereiken wij de kust…”(blz. 64); “De dood behoort bij het leven evenals de geboorte. Het lopen is in het optillen van de voet evenals in het neerzetten” (blz. 70); “Wanneer al de snaren van mijn leven gestemd zullen zijn, mijn Meester, dan zal bij elke van Uw aanrakingen, de muziek der liefde weerklinken” ( blz. 81); “Laat dit mijn laatste woord zijn, dat ik geloof in Uw liefde” (blz. 83).
R. TAGORE, Wij-zangen (Gitanjali), Ankh-Hermes bv-Deventer, 1973 7e druk (vertaling Frederik van Eeden): “Ik heb Zijn gelaat niet gezien, ik heb Zijn stem niet vernomen. Ik heb alleen Zijn zachte voetstap gehoord op de weg voor mijn huis” (blz. 8). “In ene groet aan U, mijn God, mogen al mijn zinnen zich spreiden… Als een vlucht heemzuchtige kraanvogels, die nacht en dag doorvliegen tot hun nest in de bergen, zo moge heel mijn leven afreizen naar zijn eeuwig thuis, in ene groet aan U” (blz. 68)
Open hier de bijlage: