Door mijn verstand, vrije wil en mijn geweten, deel ik in Gods leven

Standaard

Nieuwsbrief XVI.35,  27 augustus 2021

Goede Vrienden,

Als joods-christelijke wortels van ons mens-zijn behandelden we tot heden: we zijn geschapen naar Gods Beeld en Gelijkenis, met een (op aarde) onverzadigbaar verlangen (naar God), we zijn gewond door de oerzonde en hartstochtelijk bemind door God. Het is een grote verrijking wanneer we ons met deze eigenschappen een verantwoord beeld kunnen vormen over ons mens-zijn. Toch is het niet voldoende dat we dit alles verstandelijk begrijpen, het moet doordringen tot ons hart, het moet ons dagelijks leven zelf verwarmen. Jawel, het is allemaal Gods genade maar we moeten er zelf ook voor open staan. We dienen onze zeilen naar het blazen van Gods Geest te zetten.

Hij die de bescherming geniet van de Allerhoogste, die in de schaduw van de Almachtige woont, hij zegt tot de Heer: ‘Mijn toevlucht, mijn burcht, mijn God op wie ik vertrouw’” (psalm 91, 1). Ziedaar een houding van zich gedragen en beschermd weten door Gods grote Liefde. Drie overtuigingen/houdingen kunnen dit vertrouwen versterken. God heeft ons bij onze schepping onze gehele menselijke waardigheid gegeven: we zijn geschapen naar zijn Beeld. Door mijn verstand, vrije wil en mijn geweten, deel ik in Gods leven. Niemand of niets kan deze waardigheid van mij wegnemen. Dit is een reden om altijd dankbaar te zijn, zoals psalm 139, 14 het uitdrukt: “Ik dank U om het wonder van mijn leven, om alle wonderwerken die Gij hebt gemaakt”. Dankbaar zijn om onszelf en daarna ook dankbaar om allen en alles om ons heen. Het vraagt ook een blijde aanvaarding van onszelf zoals we zijn. Dit psalmvers kan dienen als een sterk geneesmiddel dat altijd en overal kan genomen worden en geen enkele negatieve bijwerking heeft. De tweede houding is deze: met mildheid kijken naar onze eigen fouten, gebreken, tekorten, zonden en beperktheden. We zijn niet volmaakt. We zijn gewond door de zonde. We doen en zeggen soms dingen die helemaal niet goed zijn. Soms willen we niet eens kwaad doen en we doen het toch. Er is een ontwrichting in ons, waaraan wij ook zelf meewerken. We dienen nederig onze verantwoordelijkheid te erkennen en trachten het kwade te herstellen en in de toekomst te vermijden. Niet met een depressief fatalisme maar met een zekere mildheid tegenover onszelf. Wanneer God, die veel groter is dan je hart, je vergeeft, moet je jezelf ook vergeven en niet blijven veroordelen. Laat je grote of kleine blunders in het sacrament van de verzoening achter en blijf ze niet meedragen. Wees vergevingsgezind ook tegenover jezelf en erken eenvoudigweg: kijk, dat ben ik in mijn beperktheid. De derde overtuiging is deze: beseffen dat je een eigen, unieke zending hebt in deze wereld. Ik bezocht eens een gezin waarvan een van de kinderen verstandelijk goed ontwikkeld was maar lichamelijk grotendeels verlamd. De jongen lag in zijn bed in de keuken en zorgde ervoor dat iedereen deed of had wat ze nodig hadden. Hij herinnerde iedereen op tijd aan wat ze niet mochten vergeten. Hij was niet alleen het geheugen maar ook het hart van het gezin. Toen hij gestorven was, heb ik de grote leegte gevoeld in dit gezin maar ook de diepe vreugde omwille van hem. Het was duidelijk dat hij een unieke zending in dit gezin heeft vervuld al kon hij zo goed als niets “presteren” en moest hij in alles geholpen worden. In de manier van er zijn en de anderen liefdevol nabij zijn, lag zijn unieke bijdrage. Als dit voor hem gold, dan geldt dit ook voor ieder van ons. Onder mensen zijn er geen kopieën. De manier waarop wij er zijn voor God en voor de anderen, maakt ons uniek. Hierbij mogen we geen grootheidswaan aanwakkeren, maar evenmin een minderwaardigheidsgevoel, wat uiteindelijk een verkapte vorm van hoogmoed kan zijn. Terwijl we zeggen “o, ik ben niet zo belangrijk”, branden we misschien van verlangen om geprezen te worden als degene die de belangrijkste bijdrage levert. Dit hoeft niet. Laten we onszelf gewoon aanvaarden zoals we zijn en beseffen dat we daarmee al uniek zijn.

Ik sta voor de deur en Ik klop. Als iemand mijn stem hoort en de deur opent, zal Ik bij hem binnenkomen en maaltijd met hem houden en hij met Mij” (Openbaring 3, 20). Jezus klopt bij ieder van ons, maar we horen het dikwijls niet goed omdat we het te druk hebben met onszelf of met anderen. Het heeft ook geen zin Hem uit te nodigen indien Hij slechts één van onze vele gasten zou zijn. Alleen wanneer we erkennen dat Hij dé Heer is van heel ons leven, geven we Hem ook de kans om wonderen te doen. Ziehier een voorbeeld van een merkwaardige ommekeer. Ik heb het verhaal zelf gehoord uit de mond van de betrokkene, dr. Jörg Müller, een Duits psychotherapeut met een flinke eigen praktijk. Hij was katholiek opgevoed maar had het christelijk geloof al lang vaarwelgezegd. Hij meende, zoals vele van zijn vrienden, dat het christelijk geloof mensen meer ziek maakt dan helpt. Toch werd hij getroffen door een van zijn katholieke patiënten, waarvan hij begreep dat het sacrament van de boete hem een evenwicht en innerlijke genezing had gegeven. Jörg Müller was eerlijk genoeg om te erkennen dat hij dit met zijn therapie niet kon bereiken. Dit was blijkbaar als een zachte klop op de deur. Op een zondag hoorde hij de klokken van een naburige kerk luiden, zoals iedere week. Ditmaal was er echter een onverklaarbare drang in hem om naar die kerk te gaan, wat hij al vele jaren niet meer had gedaan. Hij voelde zich wat opgewonden en zenuwachtig. Toch ging hij na een tijd naar zijn auto en reed naar die kerk. De Eucharistie was blijkbaar al begonnen en hij bleef achter bij de pilaren staan. Onmiddellijk hoorde hij door de micro klaar en duidelijk: “Ik heb u bij uw naam geroepen: Gij zijt van Mij” (Jesaja 43,1). Dit trof hem als een pijl in zijn hart. Hij werd nog zenuwachtiger maar bleef toch in de Eucharistieviering tot het einde. Daarna ging hij onrustig naar zijn auto. Om afleiding te zoeken drukte hij de knop van de radio in. Toevallig werd op dat moment de zondagseucharistie uitgezonden. Het eerste dat hij hoorde was: “Ik heb u bij uw naam geroepen, gij zijt van Mij”. Het zweet brak hem nu uit. Ontdaan kwam hij thuis en ging op zijn bed liggen. Boven zijn bed was een schap met boeken. Onbewust pakte hij een boek en er viel een bladwijzer op de grond. Hij raapte die op en las: “Ik heb u bij uw naam geroepen, Gij zijt van Mij”. Deze ‘toevalligheden’ hebben zijn leven een andere richting gegeven. Jörg Müller is uiteindelijk ingetreden bij de Pallottiner orde die ook therapeutische zorg verleent en daar is hij tot priester gewijd. Hij werd daarna blijkbaar bekend als “psycho pater” of als “de pater met de gitaar”.

Beseffen dat we Gods aanwezigheid onuitroeibaar in ons meedragen als een “inwoning Gods”, met mildheid naar onze eigen kleinheid en armoede kijken, diep overtuigd zijn dat we geroepen zijn tot een unieke bijdrage, dat kan ons helpen aanvaarden dat we hartstochtelijk bemind zijn zoals we zijn. Volgende keer vragen we ons af wat Pasen voor ons betekent en hoe wij Paas-mensen kunnen worden.

P. Daniel