Geroepen om door lijden en sterven omgevormd te worden in Christus

Standaard

Nieuwsbrief XVI.36, 3 september 2021

Goede Vrienden,

We zijn geroepen om door lijden en sterven omgevormd te worden in Christus. Dat is onze vijfde eigenschap, nl. onze deelname aan het Pasen van Christus. Sommigen beschouwen lijden en sterven als onaanvaardbaar en mensonwaardig. Anderen vervallen in het andere uiterste en verheerlijken het lijden om het lijden. In de christelijke visie krijgen ons lijden en onze dood hun juiste betekenis.

Lijden en dood hoorden niet bij het oorspronkelijk plan van God. De mens weigerde van God leven en liefde in overvloed te ontvangen en wilde zelf god zijn. Hij weigerde de gemeenschap met en de afhankelijkheid van God. Door één mens is de zonde in de wereld gekomen en met de zonde de dood, die over alle mensen heerst , zo leert ons de heilige Paulus (Cf. Romeinen 5, 12). Hierdoor werden lijden en dood een aantasting van onze  lichamelijke gezondheid en leven. Het is onze taak om al het mogelijke te doen om ziektes te bestrijden voor onszelf en voor anderen. Onze lichamelijke gezondheid en ons  aardse leven zijn evenwel geen absoluut goed. In die zin kunnen we niet spreken van “onmenselijk lijden en sterven”, tenminste niet voor hen die het ondergaan, wel voor hen die er de oorzaak van zijn. Iemand kan een ander zodanig behandelen dat zijn gedrag onmenselijk is omdat hij een medemens op een verschrikkelijke wijze doet lijden en sterven. Lijden en sterven horen echter bij ons menselijk leven. Een “gezonde geest in een gezond lichaam” is een prachtig ideaal, maar het is niet ons hoogste doel. “Dreigt uw hand u aanstoot te geven, hak ze af; het is beter voor u verminkt het leven binnen te gaan dan in het bezit van twee handen in de hel te komen, in het onblusbaar vuur” (Marcus 9, 43). Omgekeerd kunnen we wel zeggen dat een menselijk leven zonder lijden en sterven “onmenselijk” is. Immers,  nu zijn  lijden en sterven niet alleen een wezenlijk deel van het menselijk leven maar ze zijn bovendien noodzakelijk voor onze omvorming. Dat zijn als het ware in Gods nieuw plan de middelen die ons kunnen verenigen met Christus’ lijden en sterven, waardoor wij deelnemen aan zijn verrijzenis. Door gebed kunnen we Christus navolgen maar ook door het lijden. Naast oprecht gebed kan ook en vooral het lijden ons omvormen. En we zijn geroepen tot navolging van Christus omdat Hij alleen onze  Verlosser is. “Christus heeft ons bevrijd van de vloek der wet door zelf voor ons een vloek te worden, want er staat geschreven: ‘Vervloekt al wie hangt aan het kruis’…” (Galaten 3, 13). Jezus heeft  onze zonden op zich genomen, hij is in onze plaats  zelf ‘vloek’ en ‘zonde’  geworden en heeft ze vernietigd  door te sterven op het Kruis. Nu nodigt Hij ons uit om Hem na te volgen en ook doorheen lijden en dood deel te nemen aan zijn glorievolle verrijzenis. “En als de Geest van Hem die Jezus van de doden heeft opgewekt, in u woont, zal Hij die Christus Jezus van de doden heeft doen opstaan, ook uw sterfelijk lichaam eenmaal levend maken door de kracht van zijn Geest die in u verblijft” (Romeinen 8, 11). In deze zin zijn lijden en sterven noodzakelijk voor onze omvorming in Christus. Dit is het wat de heilige Paulus reeds gedurende zijn aardse leven wil meemaken: “Ik wil Christus kennen, ik wil de kracht van zijn opstanding gewaarworden en de gemeenschap met zijn lijden, ik wil steeds meer op Hem lijken in zijn sterven om eens te mogen komen tot de wederopstanding uit de doden” (Filippenzen 3, 10-11). Dit is de overgang van de “aardse” naar de “geestelijke mens”. Hiermee is niet de tegenstelling bedoeld van onze  lichamelijke tegen onze geestelijke vermogens. Het gaat om heel de mens, lichaam en ziel, die onder invloed staat van aardse verlangens tegen heel de mens die geleid wordt door Gods  Geest.

Jezus’ woord is duidelijk: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: als de graankorrel niet in de aarde valt  en sterft, blijft hij alleen: maar als hij sterft, brengt hij veel vrucht voort” (Johannes 12, 24). Tussen de vuile, rottende graankorrel in de grond en de heerlijke volle aar is er een verband maar ook een zeer groot verschil. De laatste komt uit de eerste voort maar is in pracht en leven hoog verheven boven de eerste. De heilige Paulus gebruikt verschillende beelden om deze overgang te verduidelijken: een kleed, een tent en een woning (2 Korintiërs 5). We moeten ons  kleed afleggen en God bekleedt ons met een totaal nieuw gewaad. Onze aardse tent moet  opgerold worden. Ons huis moet instorten. Van nature zouden wij “het nieuwe kleed willen aantrekken zonder het oude af te leggen …” (2 Korintiërs  5, 4). We zouden liever ons huis behouden en er een nieuwe verdieping bovenop krijgen. Zo werkt het echter niet.  Jezus heeft de dood overwonnen door te sterven op het Kruis. Het huis moet totaal instorten, de graankorrel moet sterven. Uit dit proces van sterven komt het nieuwe leven voort.

Jezus zegt: “Niemand neemt het leven van Mij af, maar Ik geef het uit Mijzelf” (Johannes 10, 18). Wat betekent dit? We weten immers dat Hij gewelddadig werd gevangen genomen, gegeseld en gekruisigd. Hij heeft dit evenwel aanvaard uit liefde en in vrijheid. Het was zijn  bewuste en gewilde daad voor de verlossing van de mensen, waarnaar Hij vurig heeft verlangd (cf Lucas 22, 15). Het is niet het lijden op zich dat waarde heeft, het is het aanvaarden ervan in liefde en vrijheid. Liefde bindt en leidt tot bevrijding. Haat bindt ook en leidt tot zelfvernietiging. Als priester student  in Rome, meer dan een halve eeuw geleden, zag ik een heftige protestbetoging tegen een oorlogsmisdadiger die veroordeeld was tot levenslang maar wegens terminale kanker in het  ziekenhuis was opgenomen. Hij was zo ziek en verzwakt dat zijn vrouw hem gewoon in een valies had buiten laten gesmokkeld en naar huis in Duitsland voeren. Omdat hij terminaal was en inderdaad kort daarna ook gestorven is, heeft de Duitse regering hem niet willen uitleveren. In de Romeinse protestbetoging zag ik gehandicapten in een rolstoel met het opschrift: “ik moet zitten – hij moet ook zitten!”  Welnu, deze gehandicapten zijn tweemaal slachtoffer, eerst door de oorlog (veronderstel ik) en daarna door hun onverzoenlijkheid, die zelfvernietigend werkt. Het is niet het lijden dat ons verlost maar  de liefde. Zo is een moeder meer gebonden aan haar baby dan de baby aan haar. Heel haar leven wordt door dit kleine wezentje bepaald, maar in haar  liefdevolle zorg overstijgt zij zichzelf en vindt ze haar bevrijding.

We zijn geroepen tot het volmaakte en blijvende  geluk in God, wat als diepste verlangen in  ieder mens leeft. Dit bereiken we door gelijkvormig te worden aan Jezus en te delen in zijn  verrijzenis. “Maar als wij kinderen zijn, dan ook erfgenamen, en wel erfgenamen van God, tezamen met Christus, daar wij delen in zijn lijden, om ook te delen in zijn verrijzenis” (Romeinen 8, 17). Het is evenwel een illusie te willen delen in zijn verrijzenis zonder lijden en sterven. Omgekeerd kan ieder lijden in ons leven een mozaïekje worden van onze uiteindelijke verrijzenis. Heel ons  leven met al zijn lijden kan hierop een voorbereiding worden. De uiteindelijke verrijzenis van ons lichaam is voor de laatste dag. Het sterven en verrijzen van ons hart kan ons daarop ieder ogenblik voorbereiden.

P. Daniel