
Nieuwsbrief XVIII.5, pater Daniel, 3 februari 2023 (1)
Psalm 8
Wanneer we iemand werkelijk hoogachten, spreken we zijn/haar naam met veel eerbied uit. Psalm 8 is een hymne op de naam van God: “Heer, onze Heer, hoe ontzagwekkend is uw naam op aarde…” (vers 2). In de oudheid werd de naam gebruikt om het wezen van iemand aan te duiden. Heidense aanroepingen wilden een magische invloed uitoefenen om zegen of vloek te brengen. Dergelijke houding tegenover God is in de Bijbel onaanvaardbaar. God blijft de Totaal Andere, verheven boven alles en kan niet op magische wijze gemanipuleerd worden. We buigen diep in grote eerbied voor Hem. De unieke, mysterieuze openbaring van God in Exodus 3, 14 klinkt: “Ik ben die ben”. Naargelang de medeklinkers bij dit Hebreeuwse woord voor “zijn”, duidt het op het verleden, het heden of de toekomst. God heeft vroeger al het volk beschermd en is ook nu begaan met zijn ellende. In het boek van de Openbaring (1, 4) wordt God daarom voorgesteld als Degene die is, was en zal zijn. De openbaring van God is geen magische formule, maar een uitnodiging tot vertrouwen en overgave: vertrouw er maar op dat Ik altijd zorg voor je draag!
Het zijn niet de groten en verstandigen die Hem prijzen, maar de kleinen, die sprakeloos blijven, zoals Jezus zelf eens in vervoering uitriep: “Ik prijs U, Vader, Heer van hemel en aarde, omdat Gij deze dingen verborgen gehouden hebt voor wijzen en verstandigen, maar ze hebt geopenbaard aan kleinen” (Mattheus 11, 25). Psalm 8, 3 zegt het zo: “Uit de mond van baby’s en zuigelingen hebt Gij U de lof bereid”. Baby’s (Hebreeuws: olelim, van alal = lallen!) en zuigelingen (jonekim van janak = zuigen!). De bestrijders zijn zo bekrompen dat ze niet in staat zijn de schepping te zien in het licht van Gods grootheid. Dan gaat de aandacht naar het prachtige werk van Gods schepping. De schepping in haar geheel is als het grof werk, “het werk van zijn handen”. De afwerking met zon, maan en sterren is als het fijn werk, met de schittering: “het werk van zijn vingers”.
In dit geheel krijgt de mens zijn juiste plaats. Wat een mysterie is hij, zo nietig en broos maar tevens zo ontzagwekkend groots. “Niet veel minder dan een engel hebt Gij hem geschapen, hem gekroond met luister en met eer. Heel de schepping aan hem onderworpen…” (psalm 8, 6v). Letterlijk staat er: “Gij hebt hem maar weinig laten ontbreken van God/het goddelijke” of zoals Willibrordvertaling (1975) luidt: “En nochtans gaaft Ge hem een haast goddelijke staat”. Het boek van de schepping beschrijft hoe God zijn eigen “levensadem” in de mens blies (Genesis 2, 7). Welke levensbeschouwing men ook heeft, iedereen moet erkennen dat de mens het enige wezen is in het heelal dat een bewustzijn heeft. Alle materiële, biologische processen van het menselijk lichaam zijn overal terug te vinden, maar nergens is er ook maar een greintje van bewustzijn te vinden. Alleen de mens neemt deel aan de goddelijke gaven van verstand en vrije wil. Alleen de mens draagt diep in zich het ontzagwekkende en kostbare heiligdom mee dat we “een geweten” noemen. Hij en hij alleen is namens God, “de afgevaardigde beheerder” van de schepping: “alles aan zijn voeten neergelegd; Runderen en schapen overal, ook de wilde dieren op de velden; Vogels in de lucht en vissen in de zee, al wat wemelt in de oceanen.” (psalm 8, 7-9).
Wat is het openbare leven ver verwijderd van de huiveringwekkende verwondering om de grootheid van God, van de schepping en van de mens. Onze maatschappij is nog steeds in de greep van een materialistische-mechanistische ideologie, die mens en wereld ziet als een machine waaraan gesleuteld moet worden. De rijkdom van het geestelijk leven wordt nog naïef herleid tot de biologische reacties van materiële deeltjes in onze hersens. En menige wereldleider doet alsof hij voor god zelf moet spelen en de planeet of het klimaat moet redden. Nog erger zijn de plannen van hen die menen dat ze supermensen moeten maken. Het resultaat van dit waanbeeld ervaren we in een koude, technocratische, digitaal gecontroleerde maatschappij.
We zijn geschapen om namens God te genieten van de schepping en deze in zijn naam te beheren. De wereldheersers leggen ons de last van de hele wereld op onze schouders, waar we als een Atlas onder gebukt gaan. Wij zijn echter geroepen om van de onuitputtelijke rijkdom van deze schepping te genieten en op deze aardbol te dansen, weliswaar op verantwoorde wijze en met de grootste eerbied voor de Schepper en de waardigheid van ieder mens. We hoeven onze kop ’s morgens bij het opstaan niet in te trekken omdat volgens een ‘expert’ een komeet naar de aarde onderweg is. Wij hoeven deze planeet niet te “redden”. De schepping is Gods werk en Hij zal er zorg voor dragen. Deze schepping overstijgt ons beperkt verstand, al moeten we trachten steeds meer kennis van de werking van het universum op te doen voor de eer van God en het heil van de mensen.
Uiteraard schrijf ik als gelovige vanuit het Evangelie van Jezus en het Woord Gods. Dit gevoel voor mysterie, dat in onze wereld zo sterk ontbreekt, werd echter ook aangevoeld door onze grootste geleerden, en wel zuiver vanuit hun wetenschappelijk werk: “Einstein sprak graag over het ongrijpbaar mysterie dat hij overal in het universum aantrof en over de wonderbaarlijke structuur van de realiteit, Niels Bohr begreep dat poëzie meer greep heeft op het Reële dan logica en Max Planck zei dat alle materie gefundeerd is in een bewuste en intelligente Geest die het lot van de wereld en elk mens in zijn almachtige hand houdt…”. Voor hem was de Geest de matrix van alle materie. “…Sla er hun meer levensbeschouwelijke werken maar op na – Einstein, Heisenberg, Schrödinger, Louis de Broglie, Max Planck, Niels Bohr, Wolfgang Pauli, Sir Arthur Eddington, Sir James Jeans… – ze hielden er allemaal een mystieke wereldvisie op na die gegrond was in het feit dat ze in hun onderzoeksobjecten geconfronteerd werden met een onophefbaar mysterie” (Mattias DESMET, “De psychologie van totalitarisme”, Pelckmans, 2022, blz. 237-239). De materialistische ideologie is voorbij. Het fanatieke geloof dat deze wetenschap ons binnenkort op een papiertje de juiste formule zal geven van het ontstaan van het heelal is naïef zelfbedrog. De grootheid van God en zijn schepping overstijgen ons verstand en onze menselijke wetenschap. Laten we in nederigheid en vreugde God loven:
“Heer onze Heer, hoe ontzagwekkend is uw Naam op aarde, hoger dan de hemel reikt uw majesteit. Uit de mond van baby’s en zuigelingen hebt Gij U de lof bereid die uw tegenstanders en bestrijders doet verstommen. Als ik naar de hemel kijk, het kunstwerk van uw vingers, als ik maan en sterren zie, die Gij daar hebt gezet. Ach, wat is de mens dan, dat Gij naar hem omziet, ’t mensenkind, dat Gij zo voor hem zorgt? Niet veel minder dan een engel hebt Gij hem geschapen, hem gekroond met luister en met eer. Heel uw schepping aan hem onderworpen, alles aan zijn voeten neergelegd…”. (Psalm 8, 2-7)